Wij zijn aan zet! – Lezing Suzanne Kröger bij De Linker Wang

Suzanne Kröger Habtamu de Hoop tijdens de Klimaatmars

Op zondag 3 maart was Tweede Kamerlid Suzanne Kröger te gast bij De Linker Wang, de religiewerkgroep van GroenLinks. Ze hield hier een lezing met de titel ‘Wij zijn aan zet’, een pleidooi voor klimaatrechtvaardigheid en het heroveren van collectief burgerschap. De lezing is hieronder terug te lezen.

Beste aanwezigen, partijgenoten, linkse vrienden,

De afgelopen tijd denk ik vaak aan het sterke begrip dat de Amerikaanse activiste, schrijfster en een persoonlijke bron van inspiratie Rebecca Solnit gebruikt in haar boek Hope in the Dark.

Dat is het begrip actieve hoop.

Het betekent zoiets als dat wede toekomst maken in het heden.

Maar anders dan ‘gewoon’ optimisme, het passieve gevoel dat hoeveel donkere wolken zich ook boven ons samenpakken het wel goedkomt, veronderstelt hoop actie en politieke wil.

Hoop ontstaat als we geloven dat we als burgers in staat zijn tot het maken van verandering, het onmisbare ingrediënt van alle progressieve bewegingen door de geschiedenis heen.

Toegegeven, hoopvol zijn is in onze tijd nogal een opgave.

Hoe blij ik ook was met de verkiezingsuitslag voor onze roodgroene alliantie, de grote winst van de PVV – en de brede opkomst van vergelijkbare bewegingen elders – baart me enorme zorgen.

Zondenbokpolitiek en de belofte van een sterke leider blijken voor veel mensen een aantrekkelijke lokroep in een tijd van grote onzekerheid.

Wat mij misschien nog wel de meeste zorgen baart is dat de rancune politiek van radicaal rechts het absolute tegendeel vormt van precies dat wat we nu zo hard nodig hebben: de kracht van het collectief.

Radicaal rechtse politiek houdt mensen klein.

Het vertelt mensen: ‘Stem op mij, dan rekenen we eindelijk af met die elites en dan zorg ik dat jullie je zin krijgen.’

Voor radicaal rechtse aanvoerders is democratie niet een systeem dat mensen in staat stelt solidariteit te organiseren, maar een podium en megafoon vooral voor zichzelf. En is de vrije, open samenleving met stevige maatschappelijke organisaties en burgers die weerwoord bieden eerder een bedreiging.

Ze vertegenwoordigen bewegingen die burgers reduceren tot consument van hun boodschap van verdeeldheid.

Een boodschap die vrijwel altijd om één persoon draait. Een boodschap die mensen niet op hun waarden en idealen aanspreekt maar hun gevoelens van angst, cynisme en wantrouwen opstookt.

En daar hoort bij feitenvrije politiek en het verdacht maken van de wetenschap. Zoals bijvoorbeeld de wetenschappelijke consensus over ons aandeel bij de opwarming van de aarde.

Het is geen toeval dat populisten maatschappelijke organisaties juist verdacht maken of hun pijlen op klimaatdemonstranten richten. In de Tweede Kamer deden rechtse partijen recent een voorstel om de gang naar de rechter in te perken voor milieuorganisaties. En een VN-rapporteur waarschuwt voor de inperking van het demonstratierecht van klimaatactivisten in Nederland. De hoogst noodzakelijke tegenmacht in onze democratie dreigt zo te worden ingeperkt. Een gevaarlijk en glibberig pad dat uiteindelijk de democratie – en ons burgerschap – ondermijnt.

En als er iets is dat we ons op dit precaire moment in de tijd niet kunnen veroorloven dan is het de ondermijning van ons burgerschap.

Want we worden geconfronteerd met een ongekende existentiële opgave.

Van de ernst van de situatie hoef ik dit publiek niet te overtuigen. We stevenen af op de zesde uitstervingsgolf door de vernietiging van de leefgebieden van dieren en planten. Miljoenen mensen sterven nu al vroegtijdig door lucht en watervervuiling.

De klimaatcrisis is niet alleen een groot gevaar voor de natuur en biodiversiteit, voor de leefbaarheid van grote delen van onze planeet, maar zeker ook voor de maatschappelijke orde. De chaos die natuurrampen met zich meebrengt is ontwrichtend. De chaos die ontstaat als honderden miljoenen mensen op de vlucht slaan is ontwrichtend. De stabiliteit van onze wereldorde staat op het spel.

Dus dit gaat niet alleen over of de ijsbeer wel of niet verdwijnt. En de koraalriffen. Dit draait om vrede en veiligheid zoals voormalig commandant der strijdkrachten Tom Middendorp zo treffend beschreef in zijn boek Klimaatgeneraal.

Deze tijd vraagt om het absolute tegendeel van het recept van richtingloze rancune dat radicaal rechtse bewegingen nu al decennia aan mensen voorschotelen.

Dit is een tijd voor sterke collectieven die zich organiseren rond het ideaal van een rechtvaardige klimaattransitie en een krachtig alternatief vormen op de vervuilende status quo.

En met collectieven bedoel ik: de overheid, in feite ons grootste georganiseerde collectief. Maar vooral ook burgers zelf.

Dat is bepalend in de strijd om de planeet leefbaar te houden. Voorbeelden genoeg. Zie de rechtszaak tegen Shell. Zie de Urgenda zaak. Zie de klimaatdemonstratie afgelopen oktober, waarbij 85,000 mensen op de been kwamen voor beter klimaatbeleid. Zie al die plekken in het land waar burgers zelf in actie komen voor het klimaat en de zorg voor de natuur.

Collectief belang

Het is extra cynisch dat de klimaatcrisis samenvalt met de opkomst van bewegingen die van het handelen in cynisme hun verdienmodel hebben gemaakt.

Maar beste aanwezigen, ik wil jullie vandaag allesbehalve opzadelen met een boodschap van cynisme, net zo min als dat ik jullie met een plat optimistisch ‘Yes we can!’ wil vermoeien.

Ik wil vandaag een hoopvol pleidooi houden. Een pleidooi vol actieve hoop, dat uitgaat van de gedachte dat we de klimaatcrisis als roodgroene beweging collectief het hoofd kunnen bieden mits we dat op een rechtvaardige, solidaire wijze doen.

Dat ik vertrek vanuit dat begrip actieve hoop is niet zomaar zo.

Het heeft een voorgeschiedenis.

Eigenlijk heb ik in al mijn politieke en maatschappelijke werk altijd actieve hoop als uitgangspunt gehad. Het uitgangspunt dat we zonder georganiseerde collectieven de wereld niet gaan veranderen.

Voordat ik de eer kreeg volksvertegenwoordiger te worden, werkte ik in onder andere in India en Indonesië voor het beschermen van bossen en het tegengaan van klimaatverandering.

Het waren plekken waar de vanzelfsprekendheden die we hier kennen afwezig zijn.

Waar de overheid, democratie en het maatschappelijk middenveld kwetsbaar zijn of simpelweg disfunctioneren.

Waar, kortom, het collectief belang niet of niet goed georganiseerd wordt, terwijl de massieve macht van grote bedrijven en hun grip op de politiek in stand blijft.

Wat ik daar vooral heb geleerd is hoezeer politieke verandering afhankelijk is van mensen die bereid zijn op te staan voor een groter ideaal.

En omgekeerd: hoe moeilijk het is om verandering gestalte te geven als mensen die zich willen organiseren worden beknot, beperkt en tegengewerkt.

Toen ik Indonesië werkte zag ik hoe de belangen van grote palmolie multinationals de ruimte voor maatschappelijke organisaties inperkte. Mijn collega’s werden bedreigd.

Op bezoek in een klein dorp op Sumatra waar de bulldozers klaar stonden om de regenwouden te vernietigen, werden mijn collega’s bij Greenpeace met een pistool op tafel ondervraagd terwijl ik me verscholen hield. Het boegbeeld van onze organisatie werd gevolgd en zijn huis overhoop gehaald.

Een simpele demonstratie op het grootste plein van Jakarta voelde al als een immens risico.

En toch lukte het met een handje vol activisten midden in de oerwouden om de uitbuiting en verwoesting van de palmoliebedrijven aan de kaak te stellen. Die beelden gingen de wereld over en zette druk op afnemers als Unilever en Nestle om niet voor de goedkoopste palmolie te gaan.

De les?

Onderschat nooit de kracht van het collectief.

Actievoeren helpt.

Je organiseren helpt.

Mensen die zich verenigen rond een ideaal zijn onmisbaar voor verandering.

Neoliberale fictie

Beste aanwezigen, die kracht van het collectief is in de afgelopen decennia onder druk komen te staan.

Of beter: die wordt ons steeds meer ontnomen.

Radicaal rechts is misschien een symptoom van die verloren kracht van het collectief, maar de oorspronkelijke oorzaak is een andere: een ideologie die mensen terug heeft geworpen op zichzelf.

Een ideologie die ons de fictie heeft voorgehouden dat we vooral consumerende individuen zijn.

Een ideologie die het geloof in de kracht van het collectief in duizend stukjes uiteen heeft laten spatten.

Decennia neoliberalisme heeft generaties gevoed met het mantra: ‘Het enige dat je kunt veranderen is jezelf. En jouw succes daarin gaat ten koste van de mijne.’ Een competitieve samenleving waar iedereen moet pakken wat ie pakken kan.

Die decennia neoliberalisme heeft ons beroofd van het idee dat we als collectief wel degelijk in staat zijn tot verandering.

Dat de overheid het collectief belang kan organiseren. Kan ondersteunen. En ervoor kan zorgen dat iedereen volwaardig deel kan uitmaken van een collectief naar keuze. Door de meest kwetsbaren te beschermen en te zorgen voor een stevig sociaal fundament.

In plaats daarvan voltrok zich de afbraak van publieke voorzieningen – van sociale huur tot openbaar vervoer. De buurthuizen, bibliotheken en buslijnen verdwenen. Een vruchtbare voedingsbodem voor radicaal rechts populisme.

Bovendien werd ons – kabinet na kabinet – wijsgemaakt dat je vooral zelf verantwoordelijkheid moet nemen om klimaatverandering tegen te gaan.

We kennen allemaal de Postbus-51 spotjes uit de jaren 90 met de slogan: ‘Een beter milieu begint bij jezelf.’

Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen het gevoel van grip missen, zoals de WRR eind vorig jaar stelde in het gelijknamige rapport. Mensen missen grip op hun eigen leven, dichtbij, huis, baan, de school van de kinderen, zorg voor ouders het is allemaal onzeker. Maar ook grip op het grotere geheel. Op de richting die we als samenleving inslaan. Laat staan grip op zoiets groots en overweldigends als klimaatverandering.

Op links moeten we ook de hand in eigen boezem steken.

Want we hebben ons te lang laten begrenzen door die neoliberale ideologie en het klimaatbeleid aan de markt en het op de individu gerichte neoliberale systeem gelaten. Dat deden we vanuit de welwillende gedachte: alle beetjes helpen en we hebben niet de luxe kieskeurig te zijn in de hoognodige klimaatmaatregelen. Na decennia van agenderen gebeurde er tenminste eindelijk wat op klimaat.

We hebben altijd gepleit voor stevige klimaatmaatregelen, bijvoorbeeld het beprijzen van vervuiling, vanuit het idee dat er ook herverdeling van inkomen plaatsvindt.

De praktijk is echter een andere. Voor de rode maatregelen was vaak geen meerderheid te vinden.

En groene politiek zonder rode waarborgen pakt vaak onrechtvaardig uit.

Zo bleef de Tesla rijder een stevige subsidie krijgen terwijl het openbaar vervoer werd uitgekleed. En gingen er honderden miljoenen naar de grote energiebedrijven voor zonneweides en windparken, terwijl een wijk die zelf een windmolen wil bouwen vooral obstakels ervaart.

Zo betalen we uit collectieve middelen het nieuwe verdienmodel van Shell door te investeren in waterstof, terwijl hetzelfde bedrijf profiteert van alle belastingvoordeeltjes die we fossiele subsidies zijn gaan noemen – een heel belastingsysteem om de status quo te dienen! – terwijl gewone mensen wordt aangespoord tochtstrips te nemen. De subsidies voor duurzaamheid komen vooral terecht bij de grote bedrijven en de meer vermogende huishoudens. En niet bij de mensen die ze het aller hardst nodig hebben. Uit onderzoek van Ecorys bleek zelfs dat 80% van de verduurzamingssubsidies bij 20% van de hoogste inkomens terecht komt. Dit terwijl juist de CO2-uitstoot van die toplaag het allergrootst is.

Ik ben ervan overtuigd dat plannen die niet rechtvaardig uitpakken uiteindelijk het draagvlak voor het gehele klimaatbeleid ondermijnen. Dat is een harde les voor iedereen met een groot hart voor klimaat. Kijk naar mensen in de armste stadswijken die nu geconfronteerd worden met torenhoge kosten sinds ze overgestapt zijn op een warmtenet.

Rechtvaardig klimaatbeleid betekent dat we juist de meest kwetsbare mensen helpen in de transitie.

Een groene en rode beweging zal binnen de planetaire grenzen moeten bouwen aan een samenleving met een stevig sociaal fundament.

Zonder dat sociaal fundament erodeert het draagvlak voor de groen agenda. Dan geldt het recht van de sterksten, met desastreuze gevolgen.

Willen we dat voorkomen dan zullen we klimaatrechtvaardigheid voorop moeten stellen.

Dat betekent dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Het betekent ook dat we ons klimaatbeleid niet moeten individualiseren en uitbesteden aan de markt, maar juist zoveel mogelijk in collectieve handen moeten brengen. Dat we lokaal eigenaarschap aanjagen. Sterke gemeenschappen die met elkaar zorgen voor de natuur. Burgerschap dat collectieve macht aanjaagt.

Want terwijl wij ons afval scheiden, vaker vega eten en minder vliegen, krijgen de grote vervuilers miljarden subsidies en investeren onze banken en pensioenfondsen grof in grote fossiele projecten. Op deze manier houden we ons bezig met de druppels, en niet met de gloeiende plaat.

We leven in een fossiele economie. En als links moeten we beseffen dat we daar niet vanaf komen door ieder individu vanaf onze kansel het consuminder-evangelie in te prenten.

We komen af van een fossiele economie door systeemverandering.

Dat is precies waarom ik het initiatief heb genomen tot een wet om al die fossiele subsidies af te bouwen. Zolang er nog miljarden in ons economisch systeem naar fossiel vloeien is het naïef om te denken dat duurzaam een kans maakt.

Tijd voor klimaatrechtvaardigheid

Beste aanwezigen, voor die systeemverandering is het nodig dat we weer denken vanuit het collectief. Vanuit een sturende overheid en burgers die zich organiseren. Vanuit een overheid die naast burgers staat en samen de publieke zaak vormgeeft.

Willen we de groene transitie ook eerlijk en rechtvaardig doen laten slagen, dan moeten we ons ermee bemoeien en het niet aan een minderheid van kapitaalkrachtige bedrijven overlaten die zo lang mogelijk de status quo in stand willen houden. Het nieuws gister over hoe KLM een rapport over de mogelijkheden van krimp van de luchtvaart onder de pet heeft geprobeerd te houden, illustreert sterk de macht die fossiele bedrijven nog steeds uit oefenen.

Om hier mee te breken hebben we een sterke sturende overheid nodig die regie neemt. Want ja dat is nodig om de grote crisis van onze tijd aan te pakken. Maar wel vanuit het algemeen belang en niet vanuit de fossiele lobby. Een overheid die stuurt op meer zeggenschap voor burgers, meer eigenaarschap, op samenwerking met coöperaties en maatschappelijke bedrijven. Publiek collectieve samenwerking als antwoord op ‘alles aan de markt laten’.

Dat is het antwoord op het aandeelhouders kapitalisme dat het klimaat en de natuur zal blijven ondermijnen. Dat systeem heeft maar één motief: private winsten ten koste van alles en de uitbuiting van de natuur en de uitbuiting van werknemers hier en elders. 

Anders verkleinen we de kloof tussen overheid en burger niet, en versterken we niet het vertrouwen.

De klimaatcrisis vraagt een verandering van ongekende schaal. We passen ons aan. En dat vraagt ook offers, vanuit solidariteit en rechtvaardigheid richting toekomstige generaties, mensen ver weg, en de natuur. We zullen moeten handelen vanuit het vertrouwen dat we gezamenlijk in actie komen. Vanuit solidariteit.

Nu is solidariteit binnen de eigen, kleine gemeenschap vaak al moeilijk, laat staan op zo’n schaal. Maar juist door op kleine schaal verbonden te zijn, eigenaarschap te ervaren, een gemeenschap te vormen, is het ook mogelijk om die grote mondiale verbondenheid en solidariteit vorm te geven.

Die verandering brengt veel onzekerheden met zich mee. Lang leek er grenzeloze groei te zijn. Zelfs na de publicatie van Grenzen aan de Groei van de Club van Rome. Technologische vooruitgang gaf ons de belofte van grenzeloze groei.

Maar seinen staan op rood. De planetaire grenzen -niet alleen op CO2 maar ook schoon water, biodiversiteit en nog veel meer- worden overschreden en we zullen dus veel en veel zuiniger moeten omgaan met grondstoffen en energie.

Als je de keuzes over die verdeling volledig aan de markt delegeert, dan wint altijd degene met de diepste zakken. Tijdens de energiecrisis hebben we kunnen zien hoe dat er in praktijk uitziet. Torenhoge gasprijzen zorgde ervoor dat mensen in de kou zaten, terwijl in luxe winkelstraten de winkeldeuren open stonden en onze kassen rozen voor de export produceerden. Dat is geen klimaatrechtvaardigheid. Dat is geen eerlijke verdeling van schaarste.

De overheid zal steeds vanuit het algemeen belang moeten zorgen voor een rechtvaardige verdeling. Die gedachte is ook het kloppend hart van de sociaal-democratie: de spreiding van kennis, macht en inkomen. Met in onze tijd een vierde pijler: Gaia. Oftewel: de aarde en haar natuurlijke hulpbronnen. Grondstoffen, CO2, milieuruimte.

De vraag die bij het vormgeven van klimaatrechtvaardigheid dus steeds centraal moet staan is deze: hoe verdelen we de schaarste op een eerlijke manier. Het koolstofbudget – de hoeveelheid CO2 die we nog kunnen uitstoten om binnen de veilige 1.5 grens te blijven – raakt snel op.

Op dit moment wordt dat koolstofbudget op een zeer onrechtvaardige manier opgesoupeerd door rijke landen en rijke individuen. De rijkste 10% is verantwoordelijk voor de helft van de uitstoot. Denk aan de bizarre groei van privéjets. Daar is sprake van een ereschuld: historisch gezien hebben wij het grootste deel van het koolstofbudget gebruikt, en daarmee de welvaart gebouwd waar we nu van profiteren.

Noem het maar neokoloniaal, want we leggen een onrechtvaardig beslag op de draagkracht van de planeet ten koste van mensen elders en later. En nog veel cynischer: ook in de energietransitie dreigen we nu weer onze vervuiling uit te besteden met de import van kobalt en nikkel uit de mijnen van Congo en Kalimantan.

Ik zei het zojuist al: als we de klimaatcrisis niet rechtvaardig te lijf gaan, dan zullen mensen denken: ‘Ik begrijp waar we heen willen, maar als de grote vervuilers buiten schot gelaten worden, of als vervuilen duurder wordt waardoor de rijken rustig door kunnen gaan met vervuilend gedrag en veel zaken voor gewone mensen onmogelijk worden, dan haak ik af.’

Mensen willen best zelf een stap zetten door minder vlees te eten en minder vliegen, maar alleen als ze zien dat klimaatbeleid rechtvaardig vorm krijgt.  Als dat niet gebeurt, dan ontstaat een protestwaaier: van de gele hesjes tot aan Extinction Rebellion.

Het zijn de meest zichtbare symptomen van de politisering van de klimaatcrisis, die alleen maar zullen toenemen als die crisis niet eerlijk wordt aangepakt.

Als niet de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen maar bij de rekening juist bij meest kwetsbare mensen wordt neergelegd.

Klimaatrechtvaardigheid is wat dat betreft het ultieme bindmiddel.

Het daagt uit om elke maatregel om de toekomst van onze aarde te waarborgen langs de lat van de rechtvaardigheid te leggen. En die eerlijke klimaataanpak biedt ook de kans voor een schonere, prettiger, gezondere leefomgeving voor iedereen. 

Wij maken wél het verschil

Vrienden,

De overheid speelt daarin een belangrijk rol. Voor het borgen van onze sociale grondrechten zoals een huis, een betaalbare energierekening, een gezonde leefomgeving.

Een overheid die opkomt voor het algemeen belang. Die opkomt voor de meest kwetsbaren en zorgt voor een vangnet.

Een overheid die luister naar al die stemmen die vaak niet gehoord worden.

Van mensen in kwetsbare stadswijken in een tochtig huurhuis.

Mensen die amper het einde van de week kunnen overzien, laat staan zich de ruimte hebben zich druk te maken over het einde van de planeet.

Die overheid hebben we hard nodig.

Maar we zijn ook zelf aan zet.

Want ja, de overheid moet de regie nemen. Maar de overheid kan niet alles. En de overheid moet ook niet alles voor z’n rekening nemen.

Sterker nog, de overheid kan ook heel veel schade aanrichten, letterlijk de levens van mensen verwoesten, als het zich laat leiden door onbeteugelde controledrang. Het toeslagenschandaal is daar hét politieke symbool voor geworden.

Daarmee wil ik geen lans breken voor grenzeloze individuele verantwoordelijkheid, integendeel.

Wat ik bedoel is het volgende: om de klimaatcrisis aan te pakken moeten wij burgers weer leren denken als collectief. Want – en collega Henri Bontenbal zal z’n oren wel spitsen nu – je hoeft geen christendemocraat te zijn om te erkennen dat er tussen markt en staat ook nog altijd een samenleving bestaat.

En juist die gedachte is cruciaal om de gestaalde fossiele belangen uit te dagen die de boel willen houden zoals het is en klimaatbeleid zo willen vormgeven dat hun belangen niet in het geding komen.

We hebben sterke collectieven nodig die een tegenmacht vormen.


Dat vraagt een harde breuk met de neoliberale fictie van de geïsoleerde consument. Als consumenten zijn we binnen het neoliberale systeem op onszelf teruggeworpen.

Maar dat hoeft niet zo te zijn.

We kunnen als burgers wel degelijk het verschil maken.

Door ons te organiseren.

Door systeemverandering te eisen.

Door zelf zeggenschap te claimen.

Je zou kunnen zeggen: ‘Een beter milieu begint niet bij jezelf, maar onszelf.’

Ja, de klimaatcrisis is groot en soms overweldigend. Het schreeuwt om internationale solidariteit die we publiek organiseren, zodat we over een paar decennia kunnen zeggen: we zijn goede voorouders geweest.

Maar we moeten niet vervallen in de reflex die ons té klein maakt. We moeten niet toegeven aan de verzuchting dat het allemaal toch geen zin heeft zolang Tata niets doet. Dat de grote vervuilers in beweging moeten komen, en dat pas dan wij aan de beurt zijn.

Het is crisis. En we moeten allemaal aan de bak.

De roep om systeemverandering mag daarom geen excuus zijn voor passiviteit. Het vraagt wel om heel bewust de rol te formuleren die burgers zelf kunnen nemen

Als consument die zoveel mogelijk z’n best moet doen biologisch eten te kopen om z’n voetafdruk te minimaliseren?  Om het prachtige toneelstuk “De zaak Shell” te citeren: werd er nou echt van mij verwacht dat als ik om 20u ’s avonds na een lange werkdag uitgeput in de supermarkt sta dat ik besluit over het voortbestaan van de tonijn?’

Of als burger door onderdeel te worden van een collectief dat verandering eist en daar ook zélf aan wenst deel te nemen.

Klimaatburgerschap

Beste aanwezigen, laten we dat laatste klimaatburgerschap noemen.

En op z’n minst één aspect daarvan is het heroveren van onze zeggenschap op de markt.

Dat betekent bijvoorbeeld het versterken van de coöperatieve economie: in gemeenschappelijke eigendom zonder winstoogmerk waarde voor de gemeenschap creëren. Van de buurtwinkel, het voedselbos, de zorg coöperatie tot een deelautosysteem. Het doorbreken de macht van multinationals door dat wat ooit in publieke handen was en de afgelopen decennia aan de markt gelaten is, in publiek-collectieve handen te nemen.

Door grip terug krijgen, door zelf ook aan het stuur te zitten. Door eigenaarschap.

Laat ik een voorbeeld geven van de energiecoöperatie in Noord Limburg.
Daar zijn 5 windmolens op rij in eigendom van de gemeenschap er omheen. Met de opbrengsten werd glasvezelkabel aangelegd waardoor er eindelijk snel internet was, en hebben ze besloten de buurtbus weer te laten rijden.

Die windmolen is het begin. Uiteindelijk gaat het om een gemeenschap die weer met elkaar besluiten neemt over wat van waarde is en hoe dat te organiseren. In heel Nederland komen deze energiegemeenschappen op.

We staan wat ons energiesysteem betreft voor een keuze.

Gaan we voor het oude systeem waarbij een paar grote multinationals het systeem domineren? Met een paar peperdure kerncentrales in handen van multinationals?

Of bouwen een decentraal systeem van onderop. Zonnepanelen op alle daken, elektrische deelauto’s zodat iedereen in de wijk toegang heeft tot betaalbaar vervoer en het collectieve warmte systeem. Een systeem waarbij eigenaarschap weer bij ‘We, the citizens’ komt te liggen.

En het gebeurt al. In steden als Heerlen en Eindhoven zijn lokale gemeentebesturen bezig om weer een gemeentelijk energiebedrijf op te richten. Energie van en voor de gemeenschap.

Daar hoort ook democratisch overleg bij. Burgers in de besluitvormingszetel zetten, bijvoorbeeld via een klimaatberaad waarbij mensen direct betrokken worden bij klimaatbeleid. Eva Roovers schrijft er treffend over in haar pamflet Nu is het aan ons: het allesomvattende vraagstuk van klimaatverandering schreeuwt om de stem van burgers, voorbij lobby, kapitaal en partijpolitiek.

Burgerberaden over klimaatbeleid waren in Frankrijk succesvol, totdat president Macron besloot de meeste van de aanbevelingen niet over te nemen.

Nu we in Nederland ook aan de slag met een klimaatberaad hebben we een unieke kans het goed te doen. Door dat klimaatberaad niet te zien als vervanging van de representatieve democratie, maar wel als toevoeging. Als een manier om zeggenschap op een andere manier te versterken.

Geef mensen een stem en ze komen niet alleen met meer creatieve oplossingen dan je zou denken, ze voelen zich ook betrokken. Juist in zo’n grote transitie als deze is het belang van eigenaarschap voor de keuzes die we maken groot.

Dus eigenaarschap, inspraak en de derde poot van het klimaatburgerschap: ook activisme. Zoals Alice Walker het zei: “Activism is my rent for living on this planet.” Het is de huur die we betalen om onze aarde leefbaar door te geven.

En activisme kent vele vormen. Maar met iedere actie die we doen voor het klimaat -als burger, als ouder, als werknemer, en ja ook als consument- groeit ons zelfvertrouwen en winnen we aan kracht. Heroveren we de grip. Dat collectieve zelfvertrouwen is de basis van verandering. Dat is wat onze samenleving weerbaar maakt.

Ter besluit

Beste aanwezigen,

Het is onze verantwoordelijkheid, als groenrode beweging, om mensen weer aan te spreken als burgers, om de klimaattransitie verder te brengen. Om de kracht van het collectief te heroveren.

Eigenlijk komt het erop neer te blijven putten uit heel oude idealen die alle progressieve bewegingen door de eeuwen heen hebben gehanteerd.

Idealen die mensen op de barricades kreeg, ze bewoog petities te ondertekenen, hen ertoe zette hun rechten te formuleren en vervolgens ook op te eisen.

Idealen van collectieve actie.

Van arbeiders die samen de sociale grondrechten van onze verzorgingsstaat voor elkaar knokten.

Van vrouwen die samen opkwamen voor hun rechten tegen alle machten en krachten in die dat wilden dwarsbomen.

Van doeners en denkers die in ons land de handen ineen sloegen in de strijd tegen het water. De waterschappen zijn de eerste collectieven die ons land vorm hebben gegeven.

Laat dat ons inspireren om ook vandaag te blijven staan voor de waarden van het algemeen belang in plaats van die van enkelen. Of nou gaat om schoon water en dus opstaan tegen een multinational als Chemours, schone lucht en dus collectief in actie komen tegen Tata, of schone energie en dus collectief zon en windenergie opwekken.

Ons antwoord op de golven van populistisch wantrouwen en neoliberale machteloosheid is precies dat: mensen weer laten geloven in de kracht van het collectief. Het vertrouwen bij mensen voeden dat ze in staat zijn hun leven, omgeving, relaties en toekomst vorm te geven.

Misschien is dat voorál hoe ik het begrip actieve hoop van Rebecca Solnit opvat.

En aan het in de praktijk brengen van die hoop kunnen we morgen beginnen.

De keuze is aan ons. Wij zijn aan zet.

Dank jullie wel.