Onze publieke voorzieningen op orde
6

Onze publieke voorzieningen op orde

6.1 Trots om te werken in de publieke sector

  • Goed werkgeverschap en aantrekkelijk werk in de publieke sector. Goede publieke voorzieningen staan of vallen met voldoende personeel. Het is dus zaak dat we mensen aan de publieke sector weten te binden. Dat begint met een gedegen beloning, maar vergt meer dan dat. Minstens zo belangrijk is dat we het voor professionals in de publieke sector mogelijk maken hun werk effectief en met plezier uit te voeren. De veelheid aan protocollen, richtlijnen en controlesystemen is een belangrijke oorzaak van de huidige personeelstekorten in de publieke sector. Daarom geven we professionals in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en bij de politie het vertrouwen en de professionele ruimte en zeggenschap die zij verdienen.
  • Beperking zzp’ers in de publieke sector. Onze publieke voorzieningen functioneren op basis van solidariteit. Dat geldt niet alleen voor de manier waarop ze bekostigd worden, maar ook binnen organisaties zelf. De toename aan zzp-ers holt die solidariteit uit, verlaagt de solidariteit binnen organisaties, drijft de kosten op en verhoogt de werkdruk voor collega’s die wel in loondienst blijven werken. Daarom komt er een limiet aan de inzet van zzp’ers in deze sectoren. In een sector als de zorg onderzoeken we de mogelijkheid om zzp-constructies te verbieden.
  • Schaalverkleining. Echte zeggenschap en dienstverlening die dicht bij mensen staat in het onderwijs, de zorg en de volkshuisvesting zijn alleen mogelijk als we de enorme schaalvergroting binnen onze publieke voorzieningen terugdraaien. We starten een proces van schaalverkleining, waarbij we grote koepels zo nodig opknippen. Nieuwe fusies toetsen we nadrukkelijk op de gevolgen voor werknemers en gebruikers.
  • Medezeggenschap. We zorgen dat de professionals die het werk binnen onze publieke voorzieningen daadwerkelijk verrichten hier ook meer zeggenschap over krijgen. In de zorg, het onderwijs en bij de politie voeren we een consultatieplicht in: bestuurders mogen geen besluiten meer nemen die de beroepsuitoefening van professionals binnen hun organisatie raken zonder hen hierover te consulteren. Als ze deze plicht niet nakomen, kan het besluit worden teruggedraaid. Medezeggenschaps- en ondernemingsraden worden beter ondersteund en krijgen instemmingsrecht over de hoofdlijnen van de begroting. Organisaties die het personeel vertegenwoordigen, zoals vakbonden, krijgen een vaste plek aan de tafels waar wordt overlegd over de inrichting van de sector. Naast werknemers krijgen omwonenden en gebruikers van een (semi-) publieke instelling het recht om met voldoende ondertekenaars een onderwerp ter bespreking aan te melden bij het bestuur of de toezichthouder van een instelling. Het bestuur of de toezichthouder is verplicht om hierop binnen een bepaalde tijd publiekelijk te reageren.
  • Toezichthouders. We versterken de band tussen publieke professionals en de toezichthouders van hun organisatie. Ondernemingsraden en medezeggenschapsraden krijgen de ruimte om zonder tussenkomst van bestuurders contact te zoeken met hun toezichtraden. In de zorg en het onderwijs wordt de helft van raden van toezicht gekozen door professionals. Toezichthouders worden verplicht om in de jaarverslagen verantwoording af te leggen over hun contact met de werkvloer.

6.2 Volkshuisvesting als publieke voorziening

  • Volkshuisvesting is een publieke taak. We zien volkshuisvesting nadrukkelijk als een publieke taak. Via een nieuw op te richten Woningbouwfonds zorgen we voor een forse toename in de bouw van betaalbare en duurzame huur- en koopwoningen. De ambitie is dat er jaarlijks 100.000 woningen bijkomen, waarvan minimaal 40.000 sociale huurwoningen en 40.000 woningen in het middensegment (huur en koop). Daarom willen we een minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met doorzettingsmacht. Het aanpassen van vergunning- en bezwaarprocedures die meer rekening houden met de belangen van woningzoekenden krijgt prioriteit. We stimuleren verdichting in onze dorpen en steden, waar vaak nog veel ruimte is om nieuwe woningen te bouwen. We zetten hierbij in op de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke woonvormen voor alleenstaanden, samengestelde gezinnen, ouderen en mensen met een beperking die zorg nodig hebben. Om te voorkomen dat de bouw tijdens economisch slechte tijden instort, introduceren we een doorbouwgarantie. Hierdoor kunnen bouwprojecten doorgaan, ook wanneer het voorverkooppercentage van 70% niet gehaald wordt.
  • Actieve grondpolitiek voor meer woningen. We versnellen de bouw door weer actief grondpolitiek te voeren. Met de nieuwe Nationale Grondbank brengen we meer grond in publieke handen en helpen we overheden om betaalbare nieuwbouw te realiseren (zie uitgebreider voorstel bij ‘De gemeenschap aan het roer’). Bij deze nieuwbouw zorgen we dat de grond in gemeenschapshanden blijft. Daarnaast zorgen we dat de waardestijging van grond door publieke investeren ook ten goede komt aan de samenleving door middel van een planbatenheffing. Bezitters van grond met een bouwbestemming zetten we aan om te bouwen door middel van een bouwplicht: binnen een vaste termijn moeten zij overgaan tot de bouw van een woning. Als ze dat niet doen volgt eerst een boete, en uiteindelijk onteigening. Lokale overheden krijgen daarnaast de mogelijkheid om braakliggende grond te belasten, zodat eigenaren worden aangezet om deze te bebouwen.
  • Woningcorporaties van en voor de samenleving. We bouwen aan volkshuisvesting waar we trots op kunnen zijn: hoogwaardige breed toegankelijke woningen naar Weens voorbeeld. Woningcorporaties krijgen weer de mogelijkheid om ook betaalbare huurwoningen voor middeninkomens te bouwen. Daarnaast verhogen we de inkomensgrenzen voor de sociale huursector zodat meer mensen hier een beroep op kunnen doen. We geven woningcorporaties en wooncoöperaties de middelen om actief woningen van private partijen over te kopen, op te knappen, te verduurzamen en er sociale huur in te realiseren. Woningcorporaties maken we weer sociale instellingen van en voor de gemeenschap: huurders en bewonerscommissies geven we meer zeggenschap over het beleid en de samenstelling van het bestuur. De wettelijke eisen aan de prestatieafspraken tussen gemeenten, corporaties en huurders worden vernieuwd, gemeenten kunnen deze afdwingen, niet-nakoming van de afspraken heeft gevolgen voor de woningcor­poraties. Omdat zij een publieke taak vertegenwoordigen, hoeven woningcorporaties per direct geen winstbelasting meer te betalen. Er komt een snelle financiële oplossing voor regio’s met armlastige woningcorporaties, zodat zij ook de komende jaren kunnen investeren in wat nodig is: nieuwbouw, verduurzaming en het betaalbaar houden van de woningvoorraad.
  • Einde aan dakloosheid. Het is onacceptabel dat mensen onvrijwillig dak- en thuisloos zijn. Het recht op een woning wordt de basis van ons beleid. We blijven vasthouden aan het doel om in 2030 onvrijwillige dakloosheid te beëindigen, zoals afgesproken in de Lissabon Verklaring. In de tussentijd zorgen we dat kwalitatieve en toegankelijke opvang en zorg gegarandeerd zijn, ook voor migranten (of zij nu EU-burgers, asielzoekers of ongedocumenteerden zijn). We zetten in op housing first om dakloosheid te voorkomen en te verhelpen. We investeren fors in de bouw van basiswoningen. Iedereen die dakloos raakt, krijgt direct zo’n basiswoning toebedeeld. Vervolgens krijgen zij hulp om een nieuwe woning te vinden en hun leven verder op te bouwen. We willen dat alle gemeenten evenredig bijdragen aan de huisvesting van mensen die uitstromen uit beschermd wonen en de maatschappelijke opvang.
  • De uitbouw van de sociale huur. Elke gemeenten zorgt ervoor dat minimaal 30% van de woningvoorraad uit sociale huurwoningen bestaat. We zetten daarom in op ten minste 40% sociale huurwoningen in de nieuwbouw. Dat zijn betaalbare en kwalitatieve woningen, in principe van woningcorporaties of wooncoöperaties. Gemeenten met een groot tekort aan sociale huurwoningen krijgen de opdracht om extra woningen in dit segment te bouwen. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening krijgt de mogelijkheid om de bouw van voldoende sociale huurwoningen af te dwingen. We leggen de uitverkoop van sociale huurwoningen aan banden: corporaties mogen alleen nog verkopen als het aandeel sociale huurwoningen in de wijk, of in het geval van kleinere gemeenten in de kern, op peil blijft. Corporatiewoningen worden alleen verkocht aan wooncoöperaties, overheden of andere corporaties. Corporatiewoningen mogen ook aan particulieren worden verkocht, maar alleen met zelfbewoningsplicht. Als particulieren deze woningen vervolgens willen doorverkopen, krijgen woningcorporaties of wooncoöperaties het recht van eerste koop.
  • Betere benutting van bestaande woningen. We stimuleren transformatie, optoppen en splitsen van bestaande woningbouw. Met meer modulaire bouw kunnen woningen sneller aangepast worden aan veranderende omstandigheden. We moedigen mensen actief aan om hun woning met anderen te delen, onder andere door de kostendelersnorm te schrappen. Ook zorgen we ervoor dat iedere gemeente een leegstandsverordening opstelt en geven we gemeenten de mogelijkheid om eigenaren van leegstaande panden te belasten. Om bestaande woningen beter te benutten en de leefbaarheid van een buurt te vergroten mag Airbnb niet langer leiden tot permanente woningonttrekking. Om bestaande woningen beter te benutten en de leefbaarheid van een buurt te vergroten mogen woningen via platforms als Airbnb niet langer dan 90 dagen per jaar verhuurd worden. Platforms gaan voortaan openheid geven over de verhuur die via hen plaatsvindt, zodat gemeenten goed kunnen handhaven.
  • Gebouwen van hoge kwaliteit. Nederland staat voor een enorme bouwopgave. Gebouwen kunnen wel honderden jaren blijven staan. Een gebouw dat niet wordt gesloopt is zelfs het meest duurzaam. Daarom is het essentieel dat wat we bouwen van hoge kwaliteit is. Om daarvoor te zorgen, nemen we de adviezen van het College van Rijksadviseurs over: we ver­ankeren de rol van architecten in de wet, we introduceren de Open Oproep naar Vlaams model om kansen te bieden aan ontwerptalent en we geven gemeentes en provincies de mogelijkheid om een (stads)bouwmeester aan te stellen. Ook zorgen we voor de terugkeer van een Nederlands architectuurinstituut.
  • Diversiteit aan woonvormen. We zorgen ervoor dat gemeenten en provincies actief sturen op het aanbod en de diversiteit aan woonvormen, zoals woonwagenstandplaatsen. We zorgen ervoor dat deze woonvorm verankerd is in gemeentelijke woonvisies.
  • Gelijke kansen op een woning voor jongeren. We bouwen voldoende bij om zowel het woningtekort voor starters als het kamertekort voor studenten aan te vullen. Om jongeren gelijke kansen te geven op de wachtlijst voor de sociale huur, willen we meer gaan experimenteren met toewijzing van woningen via loting.
  • Meer investeren in de huisvesting van ouderen. We maken werk van een integrale aanpak voor ouderen, waarbij wonen, welzijn en zorg samenkomen. Ouderen krijgen via een actieprogramma seniorenwoningen extra ruimte bij de ontwikkeling van nieuwbouwwijken en grootschalige renovatie: alle nieuwbouwwoningen worden goed toegankelijk en levensloopbestendig gebouwd. Bij de bouw van nieuwe seniorenwoningen, staat in het ontwerp het verlenen van zorg en het contact met de omgeving centraal. Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om samen met huurders, ouderenorganisaties, woningcorporaties en bewonersinitiatieven een woon-zorgvisie te ontwikkelen waarin zij bindende afspraken maken over het aantal passende woningen voor ouderen. Ouderen die van een grote woning willen doorstromen naar een kleinere (senioren)woning krijgen ondersteuning van de gemeente, die we helpen om deze mensen een verhuiskostenvergoeding, huurprijsbehoud of verdere huurprijsaanpassing aan te bieden. Certificering voor inclusieve ouderenzorg, zoals de Roze Loper, wordt de standaard voor de voorzieningen.
  • Extra aandacht voor kwetsbare wijken. Met het Volkshuisvestingsfonds investeren we structureel extra in wijken en regio’s met slechte woningen: renovatie van verouderde woningen en investeringen in verduurzaming. We ontzorgen en begeleiden bewoners om dit te realiseren. Daarnaast zetten we in op een gelijk voorzieningenniveau in heel Nederland. Het Rijksprogramma Leefbaarheid en Veiligheid zetten we structureel voort – met een ontschot budget voor minimaal twintig jaar.
  • Meer zekerheid over de huurtoeslag en het huurcontract. De voorgestelde bezuiniging op de huurtoeslag gaat niet door. Jongeren en huurders met een huur boven de liberalisatiegrens krijgen recht op huurtoeslag. Dat betekent ook dat we de leeftijdsgrens voor de volledige huurtoeslag verlagen van 23 naar 18. De Wet vaste huurcontracten voeren we zo snel mogelijk in, zodat het vaste huurcontract weer de norm wordt. Huurtoeslag wordt ook beschik­baar voor onzelfstandige woonruimte zonder eigen huisnummer.
  • Betaalbare huren in vrije sector. Voor veel mensen die een huis huren in de vrije sector, voelt de hoge huurprijs als een molensteen om de nek. Voor alle huurwoningen in Nederland voeren we een maximale huurprijs in die wordt berekend aan de hand van het puntenstelsel. Daarin gaat de rol van de WOZ-waarde minder zwaar meetellen. Er komt een huisjesmelkersboete voor verhuurders die te hoge huren vragen. Gemeenten kunnen op te hoge huurprijzen handhaven en mogen vergunningen intrekken bij herhaaldelijke bestraffing voor te hoge huren. Alle huren stijgen maximaal mee met de inflatie, behalve als de inflatie hoger is dan de loonstijging: dan volgen we de cao-lonen. Als dit ervoor zorgt dat de gewenste investeringen in nieuwbouw en verduurzaming door woningcorporaties in het gedrang komen, maken we afspraken over additionele steun.
  • Fatsoenlijk verhuren. We voeren een landelijke verhuurdersvergunning in die wordt ingetrokken als verhuurders zich misdragen, bijvoorbeeld als ze huurders intimideren of discrimineren of zich niet aan de regels van goed verhuurderschap houden. Als verhuurders zich niet aan de regels houden volgen boetes, met als ultieme sanctie een verhuurverbod. Alle huurders kunnen een beroep doen op de huurcommissie. Gemeenten krijgen een rol in het beslechten van huurconflicten. Ook voor makelaars en verhuurbemiddelaars komt er een vergunningstelsel, om ondermijning, uitbuiting en discriminatie tegen te gaan. We stimuleren huurteams in gemeenten waar dat nodig is, zodat huurders de hulp krijgen die ze nodig hebben.
  • Sturing op koopwoningen. Via het Woningbouwfonds stimuleren we de realisatie van nieuwe betaalbare koopwoningen, maar wel met de voorwaarde dat de grond onder de koopwoning in handen blijft van een gemeenschappelijke partij en mensen hun koophuis terug verkopen aan die partij als ze verhuizen (zogenaamde Community Land Trusts). Verder geven we gemeenten de mogelijkheid om gebieden aan te wijzen waar mensen met een laag of middeninkomen voorrang krijgen op koopwoningen. Om te voorkomen dat beleggers goedkope woningen kopen om ze duur door te verhuren, krijgen gemeenten de mogelijkheid om voor de gehele woningvoorraad een zelfbewoningsplicht in te voeren voor onbepaalde termijn. We bouwen de hypotheekrenteaftrek stapsgewijs af. Die drijft de prijzen op en vergroot de ongelijkheid. Mensen met de hoogste inkomens en de duurste huizen profiteren het meest van deze miljardensubsidie, terwijl starters er niet meer tussen komen.
  • Ondersteuning wooncoöperaties. We starten een langlopend actieprogramma wooncoöperaties dat mensen helpt om een wooncoöperatie te starten en dat gemeenten ondersteunt om deze coöperaties te faciliteren. Er komt een nationaal garantiefonds voor wooncoöperaties zodat wooncoöperaties eenvoudiger financiering van de bank krijgen. Het bestaande recht van bewonerscollectieven om een wooncoöperatie te starten in woningen van een woningcorporatie breiden we uit: voortaan zijn corporaties verplicht om voorstellen voor overname te accepteren als deze aan de huidige criteria voldoen. Er komt een onafhankelijke autoriteit om geschillen hierover te beslechten. Wooncoöperaties krijgen daarnaast een voorrangsrecht bij de verkoop van sociale huurwoningen.
  • Stimuleren maatschappelijk vastgoed. We introduceren een nieuwe leegstandsladder: we herstellen panden bij voorkeur in een maatschappelijke bestemming (buurthuis, kantine, etc.). Buurtbewoners krijgen mogelijkheden om gezamenlijk dit soort vastgoed over te nemen. Pas als dat niet lukt, kunnen maatschappelijk relevante woonbestemmingen een plek krijgen, daarna commerciële woonbestemmingen en pas dan kijken we naar commerciële herbestemming. Om langdurige leegstand te voorkomen, verwachten we van gemeenten dat ze binnen drie jaar de ladder doorlopen hebben.

6.3 Onderwijs voor kansen en ontwikkeling

Het onderwijs als gelijkmaker

  • Een kansrijke start met publieke kinderopvang. De focus van kinderopvang moet liggen op de pedagogisch-didactische visie in plaats van de functie als arbeidsmarktinstrument. Daarom verschuiven wij kinderopvang met het daarbij behorende budget van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar het ministerie van Onderwijs. Ook maken wij van de kinderopvang een publieke basisvoorziening zonder winstoogmerk. Stapsgewijs zorgen we ervoor dat alle kinderen alle dagen van de werkweek gratis naar de kinderopvang en de bso kunnen. In de tussentijd zorgen we er met een prijsplafond voor dat kinderopvang voor iedereen toegankelijk is. Kinderen met een taalachterstand, eenoudergezinnen en gezinnen met een sociaal medische indicatie krijgen voorrang en worden passend ondersteund. Om de personeelstekorten tegen te gaan, brengen we de kinderopvang onder in één cao voor het hele funderend onderwijs. Ook bieden we meer ontwikkelmogelijkheden. Pedagogisch medewerkers in opleiding krijgen een minimale stagevergoeding van € 750 per maand.
  • Meer ontwikkelkansen door personeelstekorten op te lossen. Ons doel is dat iedereen in staat wordt gesteld om zich gedurende het leven te kunnen ontwikkelen. Dat begint met kinderopvang als basisvoorziening en eindigt met goede toegang tot mogelijkheden voor een leven lang leren. Een van de grote obstakels om dit te realiseren is het tekort aan leraren, ondersteuners in de klas en pedagogisch medewerkers. We maken daarom het vak van leraar aantrekkelijker door meer zeggenschap te geven op de werkvloer, papierwerk terug te dringen en de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijker te maken. In alle onderwijssectoren, van basis- tot universitair onderwijs, krijgen de mensen die het werk doen het recht om te beslissen over de besteding van de zogenaamde werkdrukmiddelen en krijgen ze meer invloed op het curriculum en de besteding van extra onderwijsgelden. Het salaris van leraren maken we minder afhankelijk van het niveau waarop zij lesgeven. Een leraar op het vmbo is wat ons betreft evenveel waard als een leraar op het vwo of in het speciaal onderwijs. Om het tekort aan schoolleiders terug te dringen, zorgen we ervoor dat schoolbesturen kwalitatief en kwantitatief gaan investeren in schoolleiderschap. We voeren in het hele primair onderwijs een minimale stagevergoeding in van € 750 per maand. Zij-instromers die de overstap naar het onderwijs maken, krijgen daarnaast een overgangsvergoeding als zij terugvallen in inkomen. We zorgen ervoor dat beginnende leraren ook na hun opleiding voldoende begeleiding krijgen en geven alle leraren een permanent recht op bijscholing.
  • Extra aanbod op school. We zetten in op financiering voor gemeenten zodat gezond ontbijt wordt aangeboden en een gezonde lunch voor leerlingen die niet naar huis gaan. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze taak op het bordje van de leraren terecht komt. In alle scholen is alleen nog maar gezond en verantwoord voedsel te krijgen. Daarnaast kunnen aanvullende taallessen worden aangeboden. We faciliteren de ontwikkeling naar brede scholen en integrale kindcentra. We ondersteunen samenwerking tussen de opvang en scholen door de voorwaarden samen te brengen in één wettelijk kader en één financieringsstructuur. Om de kansen van kinderen te vergroten zijn in verschillende regio’s rijke schooldagen ingevoerd: elk kind krijgt een rijk programma met sport, dans, cultuur, techniek, natuur, begeleiding en nabije zorg met een goede balans tussen inspanning en ontspanning. Wij willen deze ontwikkeling van rijke schooldagen doorzetten en op termijn verder uitbreiden in de rest van het land.
  • Echt gelijke kansen. We verhogen de salarissen van onderwijspersoneel op scholen met veel kwetsbare kinderen structureel. Deze scholen krijgen kleinere klassen en we zorgen voor extra klassenassistenten en extra middelen voor ondersteuning in de klas. Ook scholen in krimpregio’s kunnen een beroep doen op deze toelage. Op termijn willen we dat alle scholen kleinere klassen hebben. Gemeenten krijgen middelen en ruimte om passende woningen toe te wijzen aan leraren of kunnen aan hen bijvoorbeeld gratis parkeervergunningen verstrekken. We zorgen dat er een eerlijke en transparante plaatsingsprocedure plaatsvindt en onderzoeken de mogelijkheden om gemeenten hierin een sturende rol te geven. Er komen medewerkers die de speciale taak hebben om in het belang van het kind de verbinding te leggen tussen ouders, school, jeugdzorg en armoedebestrijding. Deze ‘brugfunctionarissen’ kunnen echt het verschil maken en ervoor zorgen dat kinderen mee kunnen blijven doen en hun talenten kunnen ontwikkelen.
  • Bijles gericht op tegengaan achterstanden. Zolang de kwaliteit van het onderwijs niet verhoogd is en achterstanden niet zijn weggewerkt, krijgen scholen ruimte om met eigen (vak)docenten of in samenwerking met maatschappelijke organisaties bijles te organiseren. Publiek gefinancierde scholen mogen niet meer samenwerken met commerciële bijlesorganisaties en we dringen de sponsoring van scholen door commerciële partijen terug. Commerciële bijlesinstituten gaan net als andere bedrijven omzetbelasting betalen.
  • Latere selectie. We geven extra subsidie aan brede brugklassen (brede brugklasbonus) en zorgen ervoor dat lerarenopleidingen beter toegerust worden om leraren hierin te scholen. We werken op termijn toe naar een systeemverandering: pas na de derde klas van de middelbare school krijgt een leerling een definitief schooladvies, zodat kinderen meer tijd krijgen zich te ontwikkelen en langer bij elkaar in de klas zitten. Ook gaat dit de onderadvisering te lijf. Dat betekent niet dat kinderen allemaal op hetzelfde niveau onderwijs moeten krijgen: gedifferentieerd lesgeven in brede brugklassen is een belangrijke vereiste om elk kind, van moeilijk lerend tot hoogbegaafd, het onderwijs te bieden dat hij of zij nodig heeft.
  • Passend onderwijs. We leggen landelijk vast welke ondersteuning ieder kind minimaal moet krijgen, rekening houdend met regionale en lokale omstandigheden. Leraren moeten in de lerarenopleiding al goed worden voorbereid op de omgang met zorgleerlingen en leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Wij streven naar inclusief onderwijs waarbij kinderen met en zonder beperking samen naar school gaan, zoveel mogelijk in hun eigen buurt. Het is cruciaal dat we thuiszitters helpen om hun weg terug te vinden naar het onderwijs. Hiervoor zorgen wij voor een betere samenwerking en financiële ontschotting tussen onderwijs en zorg, met flexibelere regelgeving en meer mogelijkheden tot maatwerk.
  • Speciale aandacht voor (voorgezet) speciaal onderwijs. Om goede mensen aan te trekken zorgen we dat leraren in het voortgezet speciaal onderwijs meer salaris en bijscholingsmogelijkheden krijgen en een lagere (administratieve) werkdruk. Daarnaast zal op lerarenopleidingen kennis en expertise over lesgeven in het speciaal onderwijs worden verbeterd en vergroot. Jongeren krijgen de mogelijkheid om ook na hun twintigste speciaal onderwijs te blijven volgen als dat nodig is. Ook zij krijgen zicht op een leven lang leren, want we geven sociale werkplekken de ruimte om daarin te voorzien.
  • Een startkwalificatie voor iedereen. We brengen het aantal vroegtijdig schoolverlaters naar beneden. We investeren fors in het praktijkonderwijs en de kwaliteit van het vmbo-onderwijs, onder andere door te investeren in goede studiebegeleiding en de salarisverschillen tussen vmbo’s en andere schooltypes aan te pakken. Daarnaast maken we vmbo- en mbo-scholen gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede overgang van leerlingen. We verruimen de mogelijkheden om al op het vmbo een startkwalificatie te halen zonder dat leerlingen hiervoor naar een andere school hoeven. Dat doen we desnoods via het verlengen van het vmbo-onderwijs naar vijf jaar. Wanneer bedrijven jongeren vroegtijdig een baan aanbieden, moeten er afspraken komen om alsnog een diploma te halen.
  • Theoretisch en praktisch even belangrijk maken. We schaffen het systeem af waarbij scholen bonus- en strafpunten krijgen als leerlingen van niveau veranderen. We zorgen ervoor dat kinderen niet vroegtijdig worden vastgepind op een praktische of theoretische leerroute. Dat kan door leerlingen op het vwo ook mbo-vakken te geven (en omgekeerd), of door theorie- en praktijkgerichte opleidingen meer te laten samenwerken, bijvoorbeeld in gezamenlijke projecten.
  • Mentale gezondheid in het onderwijs. We blijven scherp letten op de prestatiedruk in zowel het primair als het voortgezet onderwijs en moedigen scholen aan om in gesprek te gaan met leerlingen over mentale gezondheid. Ook gaan we preventieve lessen aanbieden over mentale gezondheid in het PO en VO.

De school en de schoolomgeving

  • Verantwoorde digitalisering op scholen. Onderwijsinstellingen moeten scherp zijn op de digitale kloof. Zij moeten daarvoor garanderen dat elke jongere voldoende geletterd en gecijferd het onderwijs verlaat. We stellen scherpe richtlijnen op over de toegestane soft- en hardware en stimuleren coöperatieve of publieke alternatieven voor digitaal onderwijs die gebasseerd zijn op publieke waarden. Het gebruik van software in het onderwijs die je (on-)opvallend volgt wordt verboden. Mediawijsheid en kennis van digitalisering zijn belangrijke democratische burgerschapsvaardigheden die een essentieel onderdeel vormen van het kerncurriculum van het onderwijs. Daar komt permanent aandacht voor in bijscholing van leraren.
  • Goede omgang met diversiteit in scholen. Alle scholen moeten veilig zijn voor iedere leerling, ongeacht seksuele gerichtheid, genderidentiteit, geloof, huidskleur of beperking. We zorgen dat een goede omgang met diversiteit wordt verankerd in de (bij-)scholing van ondewijspersoneel. We streven ernaar dat docenten zich bijvoorbeeld bewust zijn van de risico’s van school- of loopbaanadvisering op basis van vooroordelen en kennis hebben van pedagogiek en didactiek ten aanzien van neurodiversiteit (autisme, ADHD et cetera). Bij investeringen in nieuwbouw eisen we toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Scholen worden aangemoedigd om stilteruimtes in te richten. Voor het aanpakken en voorkomen van maatschappelijke problemen als racisme, discriminatie en uitsluiting, krijgt burgerschap een prominente rol in het onderwijscurriculum. Alle scholen geven voorlichting over relaties, (online) seksualiteit, het aangeven van wensen en grenzen en sekse-, gender- en seksuele diversiteit.
  • Onderwijsvrijheid voor het kind. Het is hoog tijd om artikel 23 van de Grondwet te moderniseren. Vanzelfsprekend eisen we dat alle scholen de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat onderschrijven. Scholen wordt nadrukkelijk verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond. Ouders krijgen geen leerplichtontheffing en geen vergoeding voor het leerlingenvervoer meer voor hun kind op grond van geloofsovertuiging.
  • Aanpakken van segregatie. Het categoriale onderwijs in Nederland brengt sociaaleconomisch, maar zeker ook sociaal-cultureel, de werelden niet dichter bij elkaar. We willen dat er door schoolbesturen meer wordt gedaan om segregatie tegen te gaan en geven gemeenten daarom de mogelijkheid om hier sturing aan te geven. Dat betekent: sturing op onderwijshuisvesting, een transparant aannamebeleid, extra investeren in de scholen waar de meeste achterstanden zijn, afschaffen van de ouderbijdrage, inzet op brede schoolgemeenschappen en beloningen voor besturen die het goed doen.
  • Duurzamere scholen. Het verduurzamen en vergroenen van schoolgebouwen en schoolpleinen is een essentieel onderdeel van een goed leerklimaat voor leerlingen en leraren. Daarvoor moeten er voldoende middelen ter beschikking van gemeenten komen. Zo ook voor de gestegen bouwkosten en de moderne eisen die aan schoolgebouwen worden gesteld. De groene buitenruimte die scholen hebben, moet na schooltijd zo mogelijk toegankelijk zijn voor de buurt.
  • Meer samenwerking. We halen alle prikkels uit de bekostiging en de beoordeling van scholen die scholen aanmoedigen te concurreren of te kiezen voor schaalvergroting. Lokale overheden krijgen daarnaast de bevoegdheid om samenwerking tussen schoolbesturen af te dwingen. Samenwerkende scholen gaan gezamenlijke invalpools oprichten, met leraren die inspringen bij ziekte of uitval, zodat we de dure inhuur via commerciële uitzendbureaus kunnen uitbannen.
  • Goede besteding van geld. De onderwijsinspectie krijgt meer bevoegdheden om scholen te controleren en te corrigeren op de besteding van onderwijsgeld. We oormerken onderwijsgeld dat is bedoeld voor onderwijzend personeel, het wegwerken van onderwijsachterstanden en zorgleerlingen. Scholen kunnen rekenen op meer structurele financiering, in plaats van losse tijdelijke subsidies.

Een (h)eerlijke studietijd

  • Gelijkwaardig mbo. Mbo-studenten krijgen dezelfde mogelijkheden als andere studenten als het gaat om bijvoorbeeld de introductieweek en lidmaatschap bij studenten-, sport-, of gezelligheidsverenigingen. We willen daarnaast ook een harmonisatie van de rechten die studenten op het hbo of de universiteit hebben, en betere inspraak van mbo-studenten. We verhogen de beloning van leraren en ondersteunend personeel in het vmbo en mbo. Mbo-docenten krijgen meer tijd voor het begeleiden van stages en het opzetten van praktijkgerichte opdrachten. De stagevergoeding voor bbl-trajecten gaat omhoog, zolang de rechten voor mbo-studenten nog niet hetzelfde zijn als die van andere studenten.
  • Mbo als maatschappelijke partner. Om zijn maatschappelijke taak serieus op te pakken heeft het mbo meer regelvrijheid nodig om opleidingen flexibel vorm te geven. Nu zitten studenten regelmatig gevangen in een kwalificatiedossier en is er te vaak sprake van een eendimensionale opleiding richting een bepaald beroep. Ook om in te kunnen spelen op de snel veranderende arbeidsmarktbehoeften zoals bijvoorbeeld groene en digitale banen, moet er meer regelruimte worden gecreëerd.
  • Het hbo in positie. Hogescholen spelen een cruciale rol in de opgaven waar Nederland voor staat. Ook dragen zij, binnen het hoger onderwijs, als geen ander bij aan emancipatie. Daarom investeren wij in het praktijkgericht onderzoek, omdat dat onder andere bijdraagt aan de oplossing van maatschappelijke problemen. We erkennen en ondersteunen een rol van het hbo in de regio. In samenwerking met andere partijen, zoals O&O-fondsen en arbeidsmarktregio’s, krijgen het mbo, hbo en wo onderwijs een formele rol in leven lang ontwikkelen.
  • Betere stageplaatsen. Het stagesysteem gaan we versoepelen zodat studenten makkelijker terecht kunnen bij een leerbedrijf in een andere sector. Stagediscriminatie bestrijden we door onderwijsinstellingen te verplichten om stageplekken toe te wijzen in plaats van studenten te laten solliciteren. Voor alle stages, ook voor hbo’ers of de universiteit, voeren we een minimale stagevergoeding in.
  • Een fijne studietijd. Het terugdringen van de enorme prestatiedruk onder studenten maken we de komende jaren topprioriteit. Dat doen we onder meer door van het bindend studieadvies een niet bindend advies te maken. Het profileringsfonds, dat studenten ondersteunt die vertraging oplopen door ziekte, zwangerschap of lidmaatschap van een medezeggenschapsorgaan, breiden we uit. We roepen een halt toe aan hogere collegegelden voor zogenaamde honours-programma’s. We richten een landelijk Eerste Generatie Studiefonds op voor studenten die de eerste in hun gezin zijn die een theoretische opleiding volgen. Middels dit fonds worden zij ondersteund in het overbruggen van klassenverschillen. Dat kan door materiële hulp zoals geld voor een laptop of een onderzoeksverblijf in het buitenland, of immateriële hulp als coaching en lotgenotencontact.
  • Hulp voor jongeren met studieschuld. We komen jongeren tegemoet die grote schulden als gevolg van het leenstelsel zijn aangegaan tijdens hun studietijd. Door de stijgende rente kost dit maandelijks steeds meer geld en dit heeft grote invloed op het kunnen kopen van een woning. We geven jongeren meer zekerheid door de rente te maximeren. Ook trekken we het verschil in rente tussen mbo en hbo/wo gelijk. Mensen die door hun inkomen moeite hebben met terugbetalen, hoeven minder af te lossen. We zorgen dat de studieschuld geen belemmering meer mag zijn bij het aangaan van een hypotheek en dat hypotheekverstrekkers daarvoor meer ruimte krijgen voor maatwerk.
  • Grip op internationalisering. We herbezien de huidige bekostigingssystematiek, zodat instellingen een hoger vast bedrag krijgen en de financiering op basis van studentenaantallen wordt verlaagd. Vluchtelingenstudenten mogen niet geconfronteerd worden met hogere collegegelden dan studenten die behoren tot de landen binnen de Europese Economische Ruimte. We scherpen de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan, zodat de keuze voor Engelstalige opleidingen beter onderbouwd wordt. Van de minister verwachten we strenger toezicht.
  • Meer evenwicht op universiteiten en hogescholen. We maken de financiering van het onderwijs op universiteiten en hogescholen minder afhankelijk van aantallen uitgereikte diploma’s, zodat er meer rust ontstaat bij onderwijsinstellingen en er een kleinere prikkel is om zo veel mogelijk diploma’s uit te reiken. Verder creëren we meer zekerheid in de financiering zodat universiteiten en hogescholen sneller vaste contracten kunnen aanbieden en onderzoekers niet voortdurend bezig zijn om te concurreren voor onderzoeksgeld. We onderzoeken hoe we tot meer evenwicht kunnen komen in de onderzoeksfinanciering tussen de verschillende wetenschapsgebieden. Het aanpakken van de grote maatschappelijk problemen van onze tijd, zoals de klimaat- en biodiversiteitscrisis en de armoede en sociale ongelijkheid, vergen een interdisciplinaire aanpak waarvoor de wetenschapsfinanciering beter in balans moet zijn.
  • Meer toegankelijk en onafhankelijk onderzoek. ‘Open science’ wordt op termijn de norm voor al het onderzoek dat met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd.In plaats van onderzoek te voeren in opdracht van één of meerdere bedrijven, richten we een fonds op waar bedrijven aan kunnen doneren waarna zij in overleg met het fonds een onderzoeksopdracht formuleren. Het fonds houdt toezicht op de maatschappelijke waarde van dit onderzoek en de onafhankelijke uitvoering hiervan.
  • Meer medezeggenschap in het onderwijs. Inspraak van studenten moet beter geregeld worden. We breiden de bevoegdheden van studentenraden en opleidingscommissies uit en scherpen de verantwoordingsplichten van besturen aan. We introduceren een duidelijke richtlijn voor onderwijsinstellingen, van mbo tot de universiteit, hoe zij de medezeggenschap actief moeten faciliteren. Basis- en middelbare scholen gaan we actiever houden aan hun plicht om een leerlingenraad te hebben. Op basis- en middelbare scholen zal ook de leerlingenraad actief betrokken moeten worden bij besluitvorming. We zetten ons in voor het vormgeven van leerlingeninspraak op scholen via leerlingenraden en zullen deze ondersteunen.
  • Een eerlijke basisbeurs. Studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd verliezen hun jaren basisbeurs niet. Zij maken dus aanspraak op de basisbeurs, ook als zij onder het leenstelsel studiefinanciering hebben ontvangen. De tijdelijke verhoging van de basisbeurs om inflatie te compenseren wordt permanent. Daarnaast stijgt de beurs jaarlijks mee met de inflatie.

Persoonlijke ontwikkeling houdt nooit op

  • Iedereen kan een leven lang leren. Iedereen die zestien jaar wordt krijgt een ontwikkelingsbudget dat het hele leven gebruikt mag worden om een opleiding of cursus te volgen. We leren van de ervaringen met het STAP-budget door alle opleidingen en cursussen vooraf te toetsen op hun professionele en maatschappelijke waarde.
  • Toegankelijk publiek volwassenonderwijs. Bij het terugdringen van ongeletterdheid en laaggeletterdheid, het aanleren van digitale vaardigheden maar ook bij onze moderne samenleving die vraagt om steeds langer te werken, hoort een aanbod waarmee mensen zich een leven lang kunnen blijven ontwikkelen en dus om- en bijscholen. Opleidingsorganisaties zonder winstoogmerk krijgen een centrale rol in het aanbieden van cursussen en opleidingen. Gemeenten en het nieuw op te richten Huis van de Arbeid krijgen meer ruimte om mensen actief scholing aan te bieden, waarbij onderwijs in basisvaardigheden gratis wordt aangeboden. We stellen eisen aan gesubsidieerde scholingstrajecten bij private onderwijsbedrijven.
  • Inburgeringsonderwijs als basis. Bij voorkeur organiseren we het inburgeringsonderwijs op reguliere onderwijsinstellingen, waarbij we zorgen voor structurele financiering van de onderwijsroute. Enkel erkende taalbureaus of instellingen mogen taalonderwijs geven. De kwaliteit van het taal- en inburgeringsonderwijs wordt gecontroleerd door de Onderwijsinspectie of een andere daartoe gekwalificeerde instantie. We zorgen ervoor dat NT2-docenten betere arbeidsvoorwaarden krijgen. Ook verbeteren we de erkenning van diploma’s die in het buitenland zijn behaald.

6.4 Betaalbare en bereikbare zorg

Toegankelijke zorg voorop

  • Betaalbare zorg. We schaffen het eigen risico stapsgewijs af. Het vrijwillig eigen risico verdwijnt helemaal. De nominale zorgpremie wordt verlaagd voor iedereen, zodat we ook de zorgtoeslag kunnen afschaffen. Mondzorg, fysiotherapie en andere vormen van noodzakelijke zorg brengen we stapsgewijs terug in het basispakket zodat iedereen daar weer toegang toe heeft. De eigen bijdrage voor kraamzorg of een poliklinische bevalling schaffen we af. Zo krijgt elk kind, arm of rijk, dezelfde kans op een goede start. Zorg waarvan zorgverleners zeggen dat het niet werkt, halen we uit het pakket. We zorgen dat alle professionals in de zorg en het sociaal domein snel een tolk in kunnen schakelen wanneer dat nodig is om goede zorg te bieden aan mensen die de taal niet machtig zijn.
  • De zorgverlener als spil. We investeren structureel in de opleidingen, het salaris, de werkomstandigheden, zeggenschap en het perspectief van alle verpleegkundigen, verzorgenden en andere directe zorgmedewerkers in de ziekenhuiszorg, de thuiszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de verpleeghuiszorg. We stellen een grens aan het aantal zzp’ers dat een zorginstelling maximaal mag inhuren. De medisch specialisten komen in loondienst en dat onder de Wet normering topinkomens (Wnt). De huisartsen werken in niet-commerciële groepspraktijken en in samenwerking met nabije ziekenhuizen voor hun ondersteuning.
  • Gezamenlijke regie. Zorginstellingen moeten makkelijker kunnen samenwerken en de overheid moet de regie nemen waar dat nodig is. We ondersteunen zorginstellingen in de omvorming tot zorgcoöperaties en ondersteunen burgers en zorgverleners in de vorming van nieuwe zorgcoöperaties. We halen stapsgewijs de concurrentie en doorgeslagen marktwerking uit ons zorgstelsel en vormen zorgverzekeraars zodra dit mogelijk is om tot publieke zorgfondsen. In de overgangsfase van zorgverzekeraars naar zorgfondsen krijgt in iedere regio één zorgverzekeraar de taak om regionale zorgafspraken te maken met zorgaanbieders, die alle verzekeraars in die regio moeten volgen. Deze verzekeraar draagt zorg voor mens en milieu.
  • Andere financiering. Op dit moment wordt de zorg grotendeels gefinancierd op basis van ‘productie’. Dat maakt samenwerking moeilijk, leidt tot veel bureaucratie en maakt investeren in preventie onaantrekkelijk. Daarom kiezen we ervoor om de bevolking en de zorgvraag als uitgangspunt te nemen voor de financiering (populatiebekostiging), te beginnen met de eerstelijnszorg en de ouderenzorg.
  • Een brede eerstelijnszorg. In de eerste lijn worden zorg, preventie en het sociaal domein veel nadrukkelijker aan elkaar verbonden. In de buurten en wijken wordt meer gezamenlijk ingezet op de brede gezondheid van burgers, bijvoorbeeld via het opzetten van brede gezondheidscentra. Deze inzet wordt deels gefinancierd uit de zorgfondsen en deels door de gemeenten, onder andere vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In de centra is de rol van praktijkmanagers en -ondersteuners cruciaal.
  • Meer ruimte voor de huisarts. Goedlopende huisartsenzorg is cruciaal voor de hele zorg in Nederland. Maar veel huisartsen hebben het zwaar door administratie, weinig tijd met de patiënt en dure huisvesting. Daarom dringen we de administratielast voor huisartsen terug, komt er structurele bekostiging voor meer tijd voor de patiënt en werken we samen met gemeenten aan betaalbare huisvesting voor huisartsenpraktijken. Het aan banden leggen van de opkoop van huisartsenposten door buitenlandse beleggingsfondsen is voor ons een speerpunt. Als de inspectie onderzoek doet naar opkooppraktijken, krijgt de betrokken partij een tijdelijk verbod op verdere overnames.
  • De maatschappelijke waarde van zorgcoöperaties. Juist in de zorg, met haar grote personeelstekorten, zijn burgerinitiatieven onmisbaar. Via het actieprogramma voor de coöperatieve samenleving en via de vernieuwde wijkteams gaan we zorgcoöperaties veel actiever aanmoedigen. We zorgen dat burgerinitiatieven gebruik kunnen maken van het initiatiefrecht, waarbij inwoners samen kunnen bepalen hoe ze de zorg en hulp in hun wijk kunnen regelen en we zorgen dat zij daar voldoende onafhankelijke ondersteuning bij krijgen.
  • Acute zorg en basiszorg voor iedereen. Waar je ook woont, de ambulance moet je altijd op tijd kunnen bereiken om je naar een ziekenhuis in de buurt te brengen. We gaan de verschraling van zorgvoorzieningen actief tegen en zetten in op het behoud van streekziekenhuizen. Door de basiszorg en diagnosecapaciteit goed te spreiden houden we de zorg voor iedereen toegankelijk. We zijn voor de samenwerking en de bundeling van expertise tussen ziekenhuizen en specialistenteams waar het gaat om de hoog-specialistische zorg. We stimuleren kennisdeling zodat patiënten in elk ziekenhuis toegang hebben tot de beste kennis en therapieën. De acute zorg gaan we financieren op basis van beschikbaarheid en niet langer per verrichte handeling. We geven de regionale en lokale politiek een belangrijke stem in de besluitvorming over de beschikbaarheid en zorgen dat hulpposten en basiszorg ook goed bereikbaar zijn voor mensen zonder auto in heel Nederland. Dit zal volgens landelijke normen gebeuren.
  • Hervorming jeugdzorg. We maken haast met het doorvoeren van de plannen van de Hervormingagenda Jeugd en houden daarbij de kwaliteit van de zorg en financiële effecten voor gemeenten scherp in de gaten. Specialistische zorg voor jongeren met de meest complexe problemen, jeugd-ggz en jeugdbescherming gaan we regionaal en soms nationaal regelen. We zetten de belangen van jongeren centraal door ze meer zeggenschap en eigen regie te geven over hun behandeling. We organiseren een jongerenberaad dat een zwaarwegend advies geeft bij de hervorming van de jeugdzorg. Ook bieden we ze het recht op een zelfgekozen vertrouwenspersoon. We voorkomen uithuisplaatsingen, zodat ze alleen plaatsvinden in het uiterste geval dat het kind niet veilig en/of gezond thuis kan blijven wonen, door onder andere in te zetten op kleinschalige woonvoorzieningen en betere ondersteuning voor pleegouders. Veel jongeren komen in de problemen bij de overgang van jeugdzorg naar volwassenzorg. Daarom versoepelen we de leeftijd­grens van 18 jaar, zodat jongeren nog tot minstens 21 jaar gebruik kunnen maken van jeugdhulp die ze al hebben, als ze dat willen. Daarna komt er een overgangstraject waar de benodigde zorg op maat wordt ingericht. We draaien de ingeboekte extra bezuiniging terug en het plan voor een eigen bijdrage in de jeugdzorg gaat van tafel. We zetten ons in voor eerlijke en gelijke tarieven in het hele land.
  • Grip op geestelijke gezondheidszorg. Ook in de ggz komt er coördinatie via regionale zorgtafels. We zorgen dat er voldoende zorg wordt ingekocht zodat lange wachtlijsten worden teruggedrongen. Voor de meest complexe ggz-behandelingen gaan we landelijke centra oprichten en breiden we het aantal plekken voor crisisopvang uit. We zorgen voor de uitwisseling van praktijkkennis tussen ggz, het sociale domein en politie-en hulpdiensten om te voorkomen dat personen met verward gedrag onnodig in de cel of op straat belanden. Voor de behandeling van psychische problemen, zoals PTSS, depressie en trauma, maken we meer ruimte voor behandeling in combinatie met MDMA en psychedelica, waarbij wetenschappelijke inzichten leidend zijn. We zorgen voor een landelijk dekkend netwerk en structurele financiering van zelfregie-en herstelorganisaties, die ervoor kunnen zorgen dat mensen laagdrempelig en dicht bij huis kunnen werken aan hun herstel. Wij zijn tegenstander van therapievormen die specifiek gericht zijn op het veranderen van gedrag of identiteit. Na uitkomst van het onderzoek naar ABA (Applied Behavourial Analysis) bekijken we welke wettelijke stappen mogelijk en wenselijk zijn.
  • Betere toegang tot ondersteuning thuis. Gemeenten moeten meer ruimte en middelen krijgen om de uitvoeringspraktijk van de Wmo te vereenvoudigen en te verbeteren. Voor mensen met een laag inkomen of een levensbrede en levenslange beperking komt er geen eigen bijdrage voor Wmo-hulp.
  • Zorg voor mensen met een beperking. In de zorg creëren we binnen de verschillende zorgwetten een aparte status voor mensen met een levensbrede en levenslange beperking. Binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) schaffen we de eigen bijdragen af voor mensen met een levenslange en levensbrede beperking en we zorgen dat (sport)hulpmiddelen ruimhartig worden toegekend. Ook krijgen mensen recht op een gespecialiseerd vertrouwenspersoon die regelmatig langskomt.
  • Meer regie met een persoonsgebonden budget. We hervormen het persoonsgebonden budget (pgb) en gaan ook hier uit van vertrouwen. Mensen krijgen een onafhankelijke langdurige indicatie, hoeven minder administratie bij te houden en de informele tarieven worden verhoogd zodat de zorgverleners weer een fatsoenlijk loon kunnen krijgen. Daar waar zorgorganisaties pgb’s beheren, controleren we op fraude.
  • Een inclusiever zorgstelsel. We maken een einde aan de discriminatie in de zorg, zowel voor patiënten als professionals. We investeren daarom in cultuur- en gendersensitieve zorgverlening. Daarnaast lanceren we een breed onderzoeks- en voorlichtingsprogramma om de kennisachterstand in de zorg weg te werken waar het gaat om aandoeningen of klachten die vooral voorkomen bij vrouwen of mensen van kleur. We maken werk van de wachtlijsten in de transgenderzorg en zorgen dat deze zorg zoveel mogelijk regionaal beschikbaar wordt, met goede ondersteuning in plaats van poortwachterpsychologen. We verbieden medisch niet-noodzakelijke behandelingen van intersekse personen zonder hun eigen toestemming. We investeren in meer gender en genetische diversiteit in medisch onderzoek. We stellen eisen aan de deelnemers aan deze onderzoeken zodat de uitkomsten meer representatief zijn.
  • Niet langer een aanbestedingscircus. Door de gecoördineerde inkoop van zorg kunnen we stoppen met het verplicht Europees aanbesteden in gemeenten. We richten ons op samenwerking tussen aanbieders om een zo breed mogelijk palet aan zorg en ondersteuning te kunnen bieden waarmee langdurig wordt samengewerkt. De kwaliteit van zorg en ondersteuning is daarbij bepalend, en dus scherpen we de criteria aan om zorgaanbieder te worden, waarmee we de wildgroei aan nieuwe kleine aanbieders in delen van de eerstelijnszorg afremmen.
  • Invoeren winstverbod. Voor de hele gezondheidszorg voeren we een verbod op winstuitkering in. Zorgfraude en misbruik pakken we keihard aan. Het uitkeren van salaris aan zorgondernemers valt onder de regels van de Wnt. Positieve financiële resultaten worden in de eigen organisatie geïnvesteerd om de kwaliteit te verhogen en voldoende personeel beschikbaar te hebben.
  • Betere beschikbare geneesmiddelen. Op Europees niveau gaan we ons inzetten om geneesmiddelen gezamenlijk in te kopen, het bestaande patentrecht voor geneesmiddelen te herzien en een publieke infrastructuur op te zetten om nieuwe medicijnen, vaccins en hulpmiddelen te ontwikkelen. Wij staan voor een versimpeling van farmaceutische wetgeving zodat het makkelijker wordt geneesmiddelen tussen apotheken uit te wisselen en uit andere Europese landen te importeren. Wij bieden apothekers en andere bedrijven middels dwanglicenties de mogelijkheid om dure medicijnen goedkoop na te maken. Verder introduceren we een nationaal fonds voor geneesmiddelenonderzoek en leggen we de toe-eigening van publiek gefinancierd geneesmiddelenonderzoek door private bedrijven aan banden. We introduceren een verplicht transparantieregister voor financiële transacties tussen de industrie en zorgverleners. We stimuleren apotheken om de verspilling van geneesmiddelen terug te dringen.
  • Meer buffers in de zorg. We werken toe naar een gezondheidszorg die snel opschaalbaar is. Dit betekent voldoende reservemiddelen, crisisbudgetten en regionale crisisteams die in actie komen bij een grote gezondheidscrisis.
  • Effectieve behandeling voor post-covid. Voor effectieve behandeling en diagnostiek van post-covid (of long covid) is een forse en langjarige investering in onderzoek van groot belang. Op de korte termijn moeten patiënten toegang hebben tot post-covid expertisecentra. We breiden deze expertisecentra zo mogelijk uit voor ook andere post-infectieuze aandoeningen. Daarnaast zetten we in op betere bekendheid over post-covid onder artsen, burgers, scholen, werkgevers en andere relevante instellingen en organisaties. Voor werknemers met een cruciaal beroep die tijdens de coronacrisis door hun werk long-covid hebben opgelopen moet de beoogde financiële regeling worden verruimd, verhoogd en vereenvoudigd.
  • Snellere uitwisseling van zorggegevens. Wanneer het nodig is en toegestaan door de patiënt, moeten zorggegevens snel gedeeld kunnen worden tussen zorgverleners en verschillende aanbieders. Dit geldt binnen het zorgdomein, maar ook tussen het zorgdomein en het sociaal domein. Voor acute zorg van groot gezondheidsbelang krijgen zorgverleners inzage in informatie, tenzij je aangeeft toestemming te onthouden (opt-out). Voor alle andere zorg geef je actief toestemming voor inzage door zorgverleners. Je moet op elk moment kunnen bekijken welke zorgverleners informatie van je hebben ingezien, en wanneer dat was.
  • Terugdringen administratieve lasten. We maken een einde aan het verantwoordingscircus waarbij zorgverleners aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, aan de Nederlandse Zorgautoriteit en aan de verschillende verzekeraars eindeloze verantwoording moeten afleggen. Enkel verantwoording die nodig is voor het tegengaan van ernstige zorgfraude en voor de kwaliteit van zorg blijft bestaan.
  • Meer duurzaamheid in de zorg. Meer dan 7% van de totale CO2-uitstoot in Nederland wordt veroorzaakt door de zorgsector. Veel zorgverleners en zorgaanbieders willen verduurzamen maar lopen tegen belemmeringen aan. Wij zorgen daarom voor goede ondersteuning bij het verduurzamen van de zorg.
  • Organisatie, invloed en zeggenschap van zorggebruikers. Aan beleid, regelgeving én uitvoering wordt altijd gewerkt met input van ervaringsdeskundigen en zorgvragers. Dit wordt een vereiste en er worden middelen, ook in de uitvoering, voor beschikbaar gesteld. In alle lagen van de zorg – van de jeugdzorg tot de verslavingszorg – komen onafhankelijke patiëntenverenigingen die worden betrokken bij het beleid en die inspraak en zeggenschap krijgen. Patiënten(organisaties) die inbreng leveren bij de verbetering van zorg, deelnemen aan verbetertrajecten voor organisatie- of overheidsbeleid en meedoen aan onderzoek, moeten kunnen rekenen op een financiële tegemoetkoming in de vorm van vacatiegeld of middelen om de achterban te raadplegen.

Samen ouder worden

  • Regie terugpakken op de ouderenzorg. De ouderenzorg piept en kraakt en de problemen dreigen groter te worden in plaats van kleiner. Veel ouderen en hun naasten raken verdwaald in het zorgstelsel of staan lang op een wachtlijst voor het verpleeghuis. Een groeiende tweedeling tussen welgestelde ouderen en ouderen met een kleine portemonnee is het gevolg. Daarom bouwen we extra verpleeghuisplekken. En pakken we de complexiteit van de ouderenzorg aan, die wordt veroorzaakt door een grote wettelijke versnippering en doorgeschoten marktwerking. Voor ouderen die lange tijd ziek zijn, brengen we alle langdurige ouderenzorg – of het nu gaat om verzorging, (wijk-)verpleging, dagbesteding of huishoudelijke hulp – onder in de Wet langdurige zorg. De zorgkantoren krijgen de taak om samen met de zorgaanbieders in de regio de langdurige zorg in samenhang te organiseren en om de zorg te bekostigen op basis van het aantal hulpbehoevende ouderen in de regio. De wijkverpleegkundige krijgt een belangrijke rol in de vaststelling van de benodigde zorg en ondersteuning in de thuissituatie.
  • Zorg en ondersteuning voor ouderen thuis en in de wijk. Eén wettelijk kader en één bekostiging voor verpleging, verzorging en ondersteuning maakt het voor ouderen aantrekkelijker thuis te wonen. Het is daardoor ook makkelijker voor zorgverleners en sociaal werkers om samen te werken en in te zetten op preventie. De wijkverpleegkundige krijgt een leidende rol bij de indicatie van de zorg- en sociale vraag van de thuiswonende oudere en vervult daarmee een spilfunctie in de wijk. Bij een complexe zorgvraag kan ook de specialist ouderengeneeskunde inspringen vanuit de wijk en zo de huisarts ontlasten. Voor initiatieven die gericht zijn op het bieden van (medisch-specialistische) ouderenzorg in de wijk zoals de WijkKliniek is financiering beschikbaar.
  • Investeren in verpleeghuizen. Als de zorgvraag te zwaar wordt om thuis te kunnen opvangen, moet er ruimte zijn in een verpleeghuis. We gaan de komende jaren investeren in de uitbreiding van het aantal verpleeghuisplekken. We blijven toezicht houden op de kwaliteit van de zorg in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en hospices.
  • Verzorging wordt weer een aantrekkelijk vak. De loonachterstand van verpleegkundigen maken we ongedaan door de salarissen in de verpleeghuizen en de thuiszorg op zijn minst weer aan te sluiten bij andere sectoren. We maken het werk aantrekkelijker door ervoor te zorgen dat zorgverleners niet langer dertig procent van hun tijd hoeven te besteden aan de verantwoording van hun ‘productie’. Zij krijgen de ruimte om zelf in te schatten wat nodig is voor de mensen die zij verzorgen.
  • Zorgzame gemeenschappen. Zorgen voor elkaar doen we met elkaar. Ook voor en met ouderen. En dat gebeurt al op allerlei plekken in het land. Burgerinitiatieven en informele netwerken verdienen betere ondersteuning. Zij moeten aanspraak kunnen maken op financiering. Dat geldt ook voor mantelzorgers. We breiden het mantelzorgverlof uit. Het kortdurend zorgverlof verlengen we naar twee weken, waarbij we zorgen dat mensen met een laag inkomen deze volledig vergoed krijgen. Het langdurige zorgverlof gaat voortaan deels vergoed worden, afhankelijk van het inkomen. Verder maken we het mogelijk om zorgverlof aan te vragen om voor een buurtbewoner te zorgen.

Gezondheid is beter dan de zorg

  • De gezonde samenleving. De zorg voor onze gezondheid begint bij het organiseren van een gezonde samenleving. Of het nu gaat om schulden, geestelijke gezondheid of problematisch overgewicht, het is cruciaal om problemen aan te pakken voordat mensen gezondheidsproblemen krijgen. Daarom investeren we in publieke voorzieningen, zorgen we dat iedereen kan rondkomen en garanderen we dat iedereen toegang heeft tot schone lucht, schoon water, goed voedsel en een fijne leefomgeving.
  • Meer aandacht voor collectieve preventie. De regionale zorgfondsen worden gestimuleerd om 5% van hun budgetten te besteden aan preventie. Ook het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat meer geld uitgeven aan preventie. Preventie is vaak gericht op individuele leefstijlveranderingen, maar wij willen ook meer aandacht voor collectieve preventie. Daarom verankeren we een integrale aanpak van suïcidepreventie in de wet. Daarnaast formuleren we, analoog aan de klimaatdoelen, wettelijke gezondheidsdoelen die richtinggevend zijn voor landelijke, regionale en lokale partijen. De inzet van culturele participatie in de vorm van muziek, theater of schilderen zijn hierbij beproefde middelen. Ook voor jongeren zijn er langs deze weg mogelijkheden als alternatief voor uitgaan. 
  • De sportende samenleving. In een nieuwe Sportwet leggen we wettelijk vast dat iedere gemeente voldoende sportverenigingen en faciliteiten moet hebben. Gemeenten vergoeden lidmaatschapskosten voor mensen met een laag inkomen. De leeftijdsgrens in het Jeugdfonds Sport en Cultuur verhogen we naar 21 jaar. Sport en beweging wordt een standaard onderdeel van de inrichting van onze openbare ruimte. Verder zorgen we dat er op iedere school weer gymles wordt gegeven door een gecertificeerde leraar en is ons doel dat ieder kind een zwemdiploma haalt. We zorgen voor vitale verenigingen en en bieden ondersteuning, ook aan de ‘kleine’ verenigingen.
  • Grotere rol voor de GGD. De GGD’s hebben een cruciale rol in de preventie van ziekten en het stimuleren van de publieke gezondheid. Hun belangrijke consultatietaak voor baby’s en jonge kinderen wordt uitgebreid naar jongvolwassenen en volwassenen. Er komt een landelijke basisfinanciering voor de GGD voor een publieke gezondheidszorg die overal op peil is. De GGD gaat een grotere ondersteunende rol spelen voor gemeenten en aansluiten op de beweging van de brede eerstelijnszorg in buurten en wijken.
  • Terugdringen ongezonde reclame. We stellen een verbod in op reclames voor ongezonde zaken als (online) gokken, alcohol en fastfood. Ook richten we ons op de marketing van ongezonde producten via sociale media. Waar het gaat om de gezondheid van kinderen, treden we hard op tegen influencers die bewust schadelijke producten aanprijzen.
  • Terugdringen schadelijke producten. We breiden het aantal rookvrije omgevingen uit en zetten de verhoging van de accijnzen door, ook voor e-sigaretten. Ook zetten we de afbouw van het aantal verkooppunten door en gaan we streng handhaven op de verkoop aan minderjarigen en illegale reclame op sociale media. Ontmoedigingsbeleid wordt vooral via wetgeving geregeld in plaats van vrijblijvende afspraken met belanghebbende industrieën. Het is voor winkeliers verboden om alcohol te schenken. We stellen grenzen aan de maximale hoeveelheid suiker in producten.
  • Jongeren moeten kunnen uitgaan. We willen geen samenleving waar jongeren onder de 18 jaar, die geen alcohol mogen drinken, alleen maar in de schaduw kunnen samenkomen en er geen sociale controle is. We bevorderen daarom dat er in steden en dorpen meer uitgaansmogelijkheden voor jongeren komen. In buurthuizen, sportverenigingen of gewoon horeca die wel toegankelijk voor jongeren is.
  • Voorkomen van gokverslavingen. Net als in België voeren we een limiet in van maximaal € 200 die mensen per week mogen inzetten via gokwebsites. Het preventiebeleid van gokbedrijven maken we minder vrijblijvend: vanuit de overheid krijgen de gereguleerde websites een onafhankelijke deskundige toegewezen die het preventiebeleid van de bedrijven controleert. Bedrijven worden verplicht data te delen over problematische spelers. We trekken de licentie van bedrijven in als zij de regels overtreden. We zorgen bovendien dat alle loterijen in Nederland proportioneel gaan bijdragen aan de belastingen. We verhogen de afdracht van de Staatsloterij en zorgen dat de kansspelbelasting voortaan op alle loterijen van toepassing is.
  • Een veilige en goede seksuele gezondheid. Anticonceptie, zoals de pil en het spiraaltje, komen in het basispakket. Voor jongeren tot 25 jaar maken we condooms gratis beschikbaar bij de apotheek en de soatest bij de huisarts zonderen we uit van het eigen risico. We versoepelen de criteria voor gratis en anonieme soa-tests via de GGD’s en verminderen daarmee de werkdruk voor de huisartsen. We verruimen het budget voor aanvullende seksuele gezondheidszorg en daardoor de capaciteit bij de GGD. Zo kunnen mensen hier makkelijker terecht, komt er meer tijd en capaciteit vrij voor outreach en preventie en wordt op termijn de reguliere zorg ontlast. De hiv-preventiepil PrEP en bijbehorende zorg worden laagdrempelig verstrekt en vergoed. Alle scholen geven voorlichting over relaties, (online) seksualiteit, het aangeven van wensen en grenzen en sekse-, gender- en seksuele diversiteit. We herintroduceren grote publiekscampagnes om jongeren en anderen voor te lichten over prettige en veilige seks. Menstruatieproducten gaan we gratis aanbieden op scholen en in overheidsgebouwen.
  • Een versterkt recht op abortus. We maken ons hard voor het verwijderen van abortus uit het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast willen we investeren in goede hulpverlening en nazorg voor mensen die een abortus laten verrichten en treden we streng op tegen intimidatie bij abortusklinieken.
  • Zelf beschikken over het levenseinde. Wie ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, ongeacht of dat lichamelijk of geestelijk is, kan een beroep doen op het recht op zelfbeschikking. Daarom halen we euthanasie uit het strafrecht.

6.5 Veiligheid is bestaanszekerheid

Veiligheid is nodig voor leefbaarheid

  • Meer leefbare en dus veilige wijken. De komende twintig jaar investeren wij met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid in kwetsbare wijken om inwoners weer perspectief te geven. We investeren in woningen, leefomgeving, ontmoetingsplaatsen, werk, talentontwikkeling en veiligheid. Bewoners weten het beste wat er mis is in hun wijk en ervaren zelf wat ze onveilig vinden. Daarom maken we het mogelijk dat bewoners de prioriteiten voor de inzet van handhaving en politie in hun wijk deels gaan meebepalen. Dat doen we door ervaringskennis onderdeel te laten zijn van aanbestedingen.
  • Jongeren weerbaar maken. Al op jonge leeftijd worden jongeren met weinig bestaanszekerheid en toekomstperspectief geronseld voor kleine klusjes, wat de eerste stap kan zijn naar een ‘carrière’ in de criminaliteit. Eenmaal in het criminele circuit, komen ze daar moeilijk weer uit. Wij vinden dat we als samenleving deze jongeren niet aan hun lot mogen overlaten, om pas naar ze om te kijken wanneer criminele activiteiten hun levens al hebben verwoest. Binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid geven we extra aandacht aan het onderdeel Preventie met Gezag. We nemen de voedingsbodem voor criminaliteit weg door jongeren perspectief te bieden: toegang tot goed onderwijs, een dak boven hun hoofd, financiële zekerheid en kans op een baan. De meest kwetsbare jongeren beschermen we tegen de verlokkingen van criminele organisaties door samen met ouders, gemeenten, scholen, jeugdzorg, (specialistische) jongerenwerkers, rolmodellen en politie beschermende netwerken om ze heen te bouwen. Naast sport is de inzet van culturele participatie in de vorm van muziek, theater of schilderen, hierbij een beproefde methode. Jongeren die de fout in zijn gegaan, helpen we terug op het rechte pad.
  • Meer politie in de wijk. We investeren in meer wijkagenten en rechercheurs voor de basisteams van de politie in de wijk. Politiemensen moeten een eerlijke beloning krijgen die recht doet aan hun belangrijk werk. De personele bezetting dient een zo goed mogelijke afspiegeling te zijn van de sociale context waarin wordt gewerkt. Ook zorgen we dat de politie in alle kwetsbare focuswijken een vaste, veilige en zichtbare plek krijgt om bewoners te helpen. We maken een eind aan onnodige bureaucratie en dringen de regeldruk terug. Verslaglegging van verhoren wordt voortaan digitaal gedaan en de afhandeling van eenvoudige zaken gebeurt met de politie-app.
  • Handen af van onze hulpverleners. Politie, brandweer, ambulancepersoneel, handhavers en andere hulpverleners zijn essentieel voor onze samenleving. Zij doen belangrijk werk en moeten dat werk in veiligheid kunnen doen. We tolereren niet dat zij worden geconfronteerd met geweld, agressie of bedreigingen. Er wordt hard en actief opgetreden tegen daders. We verhogen de capaciteit om gevolg te geven aan delicten tegenover onze hulpverleners.
  • Een politie voor iedereen. De politie wordt voor alle groepen in onze samenleving een betrouwbare partner. Er komt meer aandacht voor diversiteit in de werving en selectie van agenten. Ook worden agenten bewuster gemaakt van hun vooroordelen en ze worden beter toegerust om met diversiteit om te gaan. Dat begint met meer aandacht voor deze thema’s in de politieopleiding, maar moet navolging krijgen op de werkvloer. Meer begeleiding en ruimte voor reflectie zijn daarbij cruciaal. Het verbod op religieuze uitingen bij de politie schaffen we af. We versterken de interne netwerken zoals Roze in Blauw en borgen dat hun uren en werk betaald gaan worden. Verder moedigen we de samenwerking aan tussen de politie en organisaties die discriminatie tegengaan.
  • Politiegeweld en verantwoording. Agenten krijgen meer trainingen in de-escalerend optreden. We verbieden het gebruik van de nekklem en evalueren in samenwerking met de ggz de inzet van het stroomstootwapen. De ambtsinstructie voor agenten moet in lijn zijn met de daarvoor opgestelde richtlijn van de Verenigde Naties. We handhaven het bestaande beleid waarbij agenten ontslagen kunnen worden bij bewezen machtsmisbruik, waarbij onafhankelijk onderzoek ingesteld wordt en de politie hier volledig en transparant verantwoording over aflegt.
  • Harde aanpak criminele organisaties. We pakken de criminele organisaties die zich bezighouden met drugscriminaliteit, mensenhandel en gedwongen prostitutie hard aan. Daarbij richten we ons op de topcriminelen die deze organisaties aansturen en de financiële stromen waar het ze om te doen is. Politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, FIOD, gemeenten en woningcorporaties werken daarvoor samen in een langjarige aanpak. We vergroten daarom de (financiële) kennis en slagkracht van opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht.
  • Tegengaan van witwassen. Het bestaande register van aandeelhouders en belanghebbenden van bv en niet beursgenoteerde nv’s (het zogeheten UBO-register) wordt openbaar voor ngo’s en onderzoeksjournalisten. Zo kunnen ook zij controleren op duistere geldstromen. Het ‘shoppen’ tussen banken van malafide partijen wordt tegengegaan. Aan de rol van de Zuidas als doorvoerhaven van internationale criminele geldstromen maken we een einde en we verlagen de wettelijk toegestane limiet voor contante betalingen van € 10.000 naar € 1.000.
  • Afpakken van crimineel geld. We draaien de bewijslast om: bij serieuze verdenking is het aan de verdachte om te bewijzen dat de opbrengsten een legale oorsprong hebben. Een deel van de gelden waarop beslag is gelegd, wordt terug geïnvesteerd in de wijk waar de criminaliteit is gepleegd. Ook willen we buiten de strafprocedure om ontneming via de civiele rechter mogelijk maken.
  • Strenger optreden tegen malafide ondernemers in kwetsbare wijken. Er komt betere regelgeving voor gemeenten om malafide ondernemers uit wijken te kunnen weren. Gemeenten die hiertegen willen optreden, worden te vaak teruggefloten door de rechter.
  • Aanpak online misdaad en criminaliteit. Online criminaliteit moet als ‘high impact crime’ kunnen worden geclassificeerd en behandeld. Zo blijven online overtredingen niet ongestraft en worden de daders van online haat en bedreigingen, de verspreiders van wraakporno, van kindermisbruikmateriaal en cyberoplichting eerder opgespoord en effectief aangepakt.
  • Delen van informatie in zorg- en veiligheidsnetwerken. Om de samenwerking in veiligheidsnetwerken te faciliteren, moeten gemeenten, scholen, jeugdzorg jongerenwerk, politie en andere instanties in zorg- en veiligheidsnetwerken onderling informatie op een veilige en verantwoorde manier met elkaar kunnen delen. We passen het huidige Wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden aan zodat onschuldige burgers beschermd worden tegen misbruik. Automatische profilering door algoritmen en massasurveillance worden uitgesloten.
  • Bewaken & Beveiligen. Vanwege de bedreigingen aan het adres van onze democratie en hoeders van de rechtsstaat, is bezuinigen op de capaciteit voor het stelsel Bewaken & Beveiligen geen optie. Wel verkennen we de mogelijkheid om een groter deel van deze taak bij de Koninklijke Marechaussee neer te leggen.
  • Niet langer geweld en discriminatie in het voetbalstadion. Supporters die zich misdragen of discrimineren pakken we aan. Voetbalclubs gaan meer (financiële) verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid in en om het stadion. We treden hard op tegen kwetsende spreekkoren.
  • Veilig vuurwerk. We vervangen consumentenvuurwerk door professionele vuurwerkshows of innovatieve spektakelshows met bijvoorbeeld drones of lasers. We voeren een landelijk algemeen vuurwerkverbod in. Hiermee komen we tegemoet aan de signalen van burgemeesters die wettelijke duidelijkheid willen hebben in verband met het handhavingsbeleid en aan de dringende vragen vanuit oogartsen, die met de jaarwisseling geconfronteerd worden met de behandeling van veel oogklachten.
  • Eenduidig drugsbeleid. We legaliseren softdrugs en drugs zoals MDMA, paddo’s en andere middelen met aantoonbaar weinig risico. Regulering, legalisering en verantwoorde recreatie is niet voor niets ook wereldwijd de trend. We houden de huidige categorisering in soft -en harddrugs tegen het licht. Tegelijkertijd zorgen we voor betere voorlichting over drugs, net als over roken en alcohol. Door legalisering ondermijnen we het verdienmodel van de georganiseerde misdaad, beperken we slachtoffers door foute drugs, pakken we brandgevaarlijke drugs en wietplantages aan en beperken we de milieuschade van afvaldumping.

Recht spreken en recht doen

  • Demonstreren is een grondrecht. Wij staan pal voor het recht op demonstratie. Intimidatie is daar geen onderdeel van. Het openbaar gezag gaat zich meer faciliterend opstellen bij demonstraties. Uitgangspunt moet zijn dat demonstranten worden behandeld als burgers die gebruikmaken van hun grondwettelijk recht op vrijheid van meningsuiting, in plaats van als potentiële relschoppers. Dat betekent een minder prominente aanwezigheid van politie bij demonstraties. Ook betekent dat een uiterste terughoudendheid met betrekking tot de digitale surveillance van organisatoren en hun familieleden.
  • Iedereen heeft toegang tot het recht. We trekken voldoende geld uit voor de sociale advocatuur zodat iedereen die een advocaat nodig heeft daar een beroep op kan doen. De hoogte van de griffierechten – de kosten die moeten worden betaald aan de rechtbank bij het begin van een procedure – worden lager voor gewone burgers. We stellen geen extra eisen aan maatschappelijke belangengroepen die naar de rechter stappen namens alle Nederlanders of een grote groep Nederlanders.
  • Mediation en herstelrecht als oplossing. We investeren in professionele mediators en geven ze een plaats in de justitiële keten. Met herstelrecht kunnen slachtoffer en dader onder professionele begeleiding werken aan het herstellen van de materiële of immateriële schade die het slachtoffer van een misdrijf is aangedaan.
  • Jongerenrechtbanken op scholen en wijkrechtspraak. Door leerlingen hun problemen zelf onderling op te laten lossen is de kans op herstel van de beschadigde relaties het grootst. Daarom gaan we jongerenrechtbanken structureel inzetten en uitbreiden. De succesvolle voorbeelden van wijkrechtspraak gaan we introduceren in buurten waar dit kan bijdragen aan meer leefbaarheid en veiligheid.
  • Herhaling voorkomen bij jonggestraften. Jonggestraften worden nu te vaak naar de gevangenis gestuurd, waar zij door gebrek aan begeleiding snel in recidive vervallen. We gaan jeugdstraffen daarom anders vormgegeven: voor alle jonggestraften stelt de rechter een individueel Jeugdstraf- en Herstelplan vast. Dat plan bestaat uit een combinatie van straf, resocialisatiemaatregelen en herstelrecht. Bij het opstellen van het plan worden alle relevante partijen betrokken: reclassering, ouders, kinderbescherming, onderwijs, en specialistische jongerenwerkers.
  • Zinvolle en gepaste straffen. We gaan bij kortdurende gevangenisstraffen meer gebruikmaken van elektronische detentie (enkelbanden), taakstraffen en andere herstelgerichte interventies. Mensen die hun boete niet kunnen betalen krijgen een vervangende taakstraf.
  • Snellere behandeling voor veroordeelden met tbs. De re-integratie van (ex-)gevangenen is van cruciaal belang voor de maatschappelijke veiligheid. Daarom laten we mensen met psychiatrische problemen die veroordeeld zijn voor gevangenisstraf met tbs sneller beginnen met hun behandeling.
  • Kleinschalige detentievormen. Kleinschalige detentievormen krijgen de voorkeur boven megagevangenissen. Zo kunnen we beter differentiëren in het niveau van beveiliging en krijgen gedetineerden de begeleiding die zij nodig hebben. Met name bij jongeren is dit essentieel.

6.6 Een rijk aanbod aan kunst en cultuur

  • De waarde van kunst en cultuur. Kunst en cultuur is van onschatbare waarde voor onze samenleving. Het bereiken van groepen, die nu nog nauwelijks toegang hebben tot kunst en cultuur is van het grootste belang. Juist in een samenleving waar onderling vertrouwen en respect in zwaar weer verkeert, is kunst en cultuur uiterst belangrijk als stimulator van geloof in en respect voor wat mooi en goed is. Kunst en cultuur moet naast overdracht van cultureel erfgoed ook ruimte geven aan kunst, die schuurt en uitnodigt tot debat.
  • Ruim aanbod van culturele voorzieningen. We investeren in de culturele en creatieve sector, niet alleen via het Rijk, maar ook via gemeenten en provincies. Cultuurparticipatie, amateurkunst en muziekverenigingen ondersteunen we extra. Wij hechten grote waarde aan regionale spreiding van culturele voorzieningen en subsidies. We zetten in op een toereikend veld van kleinere laagdrempeligere productiehuizen, die naast grote instellingen essentieel zijn voor de vitaliteit van de cultuursector en voor de toegankelijkheid voor het (regionaal) publiek.
  • De bibliotheek voor iedereen. Wij stellen de toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit van de bibliotheek voor de langere termijn veilig. We maken het basisabonnement van de bibliotheek gratis voor iedereen. Bibliotheken gaan samenwerken met scholen om daar een wisselende en hoogwaardige collectie boeken te garanderen. We houden vast aan de plannen om een zorgplicht voor gemeenten in te voeren die voorschrijft dat in iedere kleine gemeente of grootstedelijke buurt met kansenongelijkheidsproblemen een bibliotheek moet zijn.
  • Een eerlijkere beloning voor makers. Wij willen fair pay & fair practice als norm hanteren binnen de culturele sector. Bij het verstrekken van subsidies, zowel door de rijksoverheid, provincies als gemeenten, zal fair pay & fair practice een bindende voorwaarde zijn. Subsidies moeten zodanig geoormerkt worden dat deze direct terechtkomen bij makers en uitvoerenden. Een eerlijke beloning voor cultuurwerkers, docenten, kunstenaars, scheppend en uitvoerend, staat hoog op onze agenda om de sociale positie van de kunstenaars te versterken. Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven, creëren we een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioen voor alle werkenden, waar ook culturele zelfstandige (zzp’ers) onder vallen.
  • Eenvoudigere en langetermijnsubsidies. We gaan uit van vertrouwen en creatieve vrijheid. We versoepelen de voorwaarden en verantwoordingseisen van pro­jectsubsidies, verlagen en verkorten de aanvraagprocedures en breiden de mogelijkheden uit om mondeling subsidie aan te vragen. We willen dat fondsen de mogelijkheden uitbreiden om bij kleinere bedragen direct kunstenaars laagdrempelig te financieren. Voor structurele financie­ring maken we het mogelijk om voor acht jaar – in plaats van vier jaar – subsidie aan te vragen. We creëren in de subsidieregelingen ruimte voor experiment in de cultuursector en geven kunstenaars de vrijheid en de kans om te experimenteren en te innoveren.
  • Investeringen in Nederlandse culturele producten. We stimuleren de Nederlandse creatieve maakindustrie met fiscale voordelen en een fonds dat leningen verstrekt aan Nederlandse producties. Voor commerciële online-exploitanten voeren we een exploitatieheffing in over de inkomsten van onder meer streamingabonnementen. We houden vast aan het lage btw-tarief van 9% voor cultuur en media. Wij willen de culturele sector ondersteunen bij het benutten van digitale mogelijkheden voor kunstproductie, -verspreiding en -beleving. Tegelijkertijd zullen we aandacht besteden aan de bescherming van auteursrechten en de privacy van kunstenaars en consumenten. Wij willen vaste plekken door het hele land realiseren waar we makers van kunst en cultuur tegen een betaalbare prijs kunnen ondersteunen. Wij waarborgen dat deze plekken – ook op termijn – bereikbaar blijven voor de makers van kunst en cultuur.
  • Rijksmusea één dag per maand gratis. Om iedereen kans te geven om onze Rijksmusea te bezoeken, worden ze één dag per maand gratis toegankelijk.
  • Inclusieve cultuur. We willen alle mensen, alle inkomensgroepen, alle leeftijden en alle levensovertuigingen bereiken. Wij voeren actief beleid om diversiteit binnen culturele instellingen en organisaties te bevorderen. We maken de naleving van de Code Diversiteit en Inclusieven voorwaarde voor het ontvangen van subsidie. Daarnaast streven we naar een culturele sector die een afspiegeling is van alle culturele stromingen en daarbij toegankelijk is voor iedereen. Wij bevorderen de culturele uitwisseling met ander landen en culturen om diversiteit te vieren en gezamenlijke uitdagingen aan te gaan. We zorgen dat musea zich actief inzetten om roofkunst uit hun collectie terug te geven. Hierbij is onderhandeling mogelijk, maar moeten de wensen van de rechtmatige eigenaars leidend zijn.
  • Talentontwikkeling en perspectief voor jonge kunstenaars beleid. Jonge kunstenaars verdienen de kans om hun talenten te ontwikkelen en door te groeien. Overheden en productiefondsen gaan talentontwikkeling stimuleren door jonge kunstenaars opdrachten aan te bieden. Wij bevorderen samenhangende lokale talentroutes, zodat jongeren de weg naar het professionele podium (muziek, dans, theater, beeldende kunst) kunnen bewandelen. Om te voorzien in lokale cultuureducatie en – participatie bevorderen we de heroprichting van publiek gesubsidieerde muziekscholen en centra voor kunstzinnige vorming. Het onderwijs hier wordt gegeven door gekwalificeerde (vak)docenten die in loondienst zijn.
  • Meer cultuuronderwijs voor scholieren. We zorgen ervoor dat kinderen veel in contact komen met cultuur, zoals theater, dans­voorstellingen en concerten. Dat doen we door een verhoging van het budget voor de cultuurkaart. Scholen krijgen middelen om vakleraren in te zetten voor cultuuronderwijs en we versterken de samenwerking van scholen en kunstopleidingen met de culturele sector.
  • Geen winst op doorverkoop tickets. We verbieden de bedrijfsmatige doorverkoop van tickets en we leggen de variabele beprijzing aan banden.
  • Aandacht voor regionale cultuur. We investeren in instituten voor de bescherming en bevordering van regionale talen en dialecten. Daarnaast geven we provincies de opdracht om onderwijsrichtlijnen te ontwikkelen met betrekking tot de regionale taal, cultuur en geschiedenis. Deze richtlijnen moeten ruimte laten voor scholen om een lokale invulling aan te geven.
  • We zorgen voor cultuur erfgoed. Wij hechten waarde aan het behoud van ons cultureel erfgoed. Door extra middelen vrij te maken voor, en te investeren in, restauratie en behoud van monumenten, historische gebouwen en archeologische vindplaatsen, kunnen we – vanuit dit historisch besef – ons rijke verleden behouden en beschermen voor toekomstige generaties. Wij garanderen het voortbestaan van Nederlandse topinstellingen in de culturele sector, waaronder de symfonische orkesten.
  • We verrijken de openbare ruimte. Kunst in de openbare ruimte verrijkt onze leefomgeving en draagt bij aan de identiteit van onze steden en dorpen. Wij willen de kunst in de openbare ruimte bevorderen.

6.7 Een veilige digitale wereld met privacy

  • Minister voor Digitale Zaken. We stellen een minister voor Digitale Zaken aan met de aanwijzingsbevoegdheid om voor alle lagen van de overheid digitalisering te coördineren, op zowel bedrijfsvoering als ook het gebruik van digitalisering ten behoeve van maatschappelijke opgaven. Deze minister is verantwoordelijk voor het verhogen van de digitale kennis en weerbaarheid van ambtenaren en het moderniseren van ICT-systemen van de overheid. Daarnaast krijgt deze minister de verantwoordelijkheid om in alle delen en sectoren van de samenleving digitalisering die werkt voor iedereen te stimuleren en maatschappelijke schade te voorkomen en bestrijden. Ook is deze minister eindverantwoordelijk voor de Nederlandse positionering bij Europese en Internationale zaken inzake digitalisering.
  • Een publieke digitale ruimte. Nederland moet digitaal autonoom worden. Dat wil zeggen dat de publieke sector haar eigen publieke infrastructuren beheert en niet afhankelijk is van grote techbedrijven. Zowel ons internet als de hard- en software die we gebruiken worden gedomineerd door een handjevol, veelal Amerikaanse bedrijven met foute verdienmodellen. Wij zorgen dat Nederland samen met Europese partners gaat bouwen aan een alternatief digitaal ecosysteem: een veilige publieke digitale ruimte zoals nu ook wordt verbeeld door de coalitie PublicSpaces. De publieke waarden die we daarbij centraal zetten zijn transparantie, democratie, gelijke behandeling, privacy, menselijke waardigheid, betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid.
  • Democratisering van soft- en hardware. Door middel van aanbestedingen en subsidies ondersteunen we de ontwikkeling van betrouwbare opensourcesoftware en -hardware, met broncodes die iedereen kan controleren, aanpassen en verbeteren. We investeren in publiek-civiele alternatieven voor commerciële sociale media, platformdiensten en cloudopslag. We zorgen dat die nieuwe soft- en hardware zuinig omspringt met data, energie en grondstoffen. Daarnaast bevorderen we open data die voor iedereen beschikbaar is en open standaarden, wat er onder andere voor zorgt dat je nooit volledig afhankelijk wordt van één ICT-leverancier. De digitale voetafdruk is ook een ecologische voetafdruk. Daarom dient digitale apparatuur repareerbaar te zijn en dienen software-updates en ondersteuning lang beschikbaar gesteld te worden. We pleiten ervoor om software op te nemen in de Europese richtlijn verweesde werken, zodat ook digitaal cultureel erfgoed in het publieke domein terechtkomt als het niet langer wordt ondersteund of aanzienlijk verouderd is (abandonware).
  • Bescherming van onze persoonsgegevens. We bouwen aan een internet waar je niet de hele tijd wordt gevolgd en waar je persoonlijke gegevens niet worden verkocht aan de hoogste bieder. Binnen de EU maken we ons hard voor een verbod op de handel in en met persoonsgegevens en de daarop gebaseerde profielen. Daarop vooruitlopend verbieden we gepersonaliseerde politieke advertenties, met een uitzondering voor selectie op taal en kiesgebied. De Nederlandse overheid geeft geen steun aan bedrijven die van persoonsgegevens een verdienmodel maken. Zij herinnert bedrijven en instellingen aan de verplichting tot dataminimalisatie. Zo is het registreren van het geslacht van klanten en gebruikers in veel gevallen overbodig; ook is het onwenselijk als zij gedwongen worden om te kiezen tussen ‘dhr.’ en ‘mw.’
  • Meer grip op kunstmatige intelligentie. AI-systemen moeten veilig en transparant zijn, de mensenrechten respecteren, menselijke controle waarborgen en zo zuinig mogelijk omspringen met energie en grondstoffen. We stimuleren nieuwe technologie en innovatie, maar niet ten koste van mensen. We verbieden daarom riskante AI-systemen, zoals systemen die voor realtime gezichts- of emotieherkenning. Daarnaast komen er strengere eisen voor AI-systemen, waaronder verplichte (mensenrechten-) toetsen voor systemen die geautomatiseerde beslissingen nemen die invloed hebben op mensen. Etnisch profileren en discriminatie zijn onacceptabel in een democratische rechtsstaat. Voor nieuwere toepassingen, zoals generatieve AI die tekst, beeld en geluid kan creëren, komen duidelijke regels. Zo moet gegenereerde content altijd zodanig herkenbaar zijn en moet maatschappelijk onwenselijk gebruik zoveel mogelijk worden uitgesloten, evenals auteursrechtenschendingen bij het trainen van de AI.
  • Geen desinformatie meer op sociale media. Met de uitvoering en strikte handhaving van nieuwe Europese wetgeving voor digitale platforms maken we een einde aan de polariserende algoritmen van socialmediaplatforms die mensen tegen elkaar opzetten en de verspreiding van haat en desinformatie in de hand werken. Desinformatie dient weersproken te worden, onder meer door het inschakelen van fact checkers. Het bewust verslavend ontwerpen van sociale media leggen we aan banden.
  • Toezichthouders met tanden. We zorgen ervoor dat onze privacy goed wordt beschermd en de digitalisering in goede banen wordt geleid door het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens, de privacy-toezichthouder én algoritmewaakhond, te verhogen. Ook de Rijksoverheid zet zich in om naleving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming te verbeteren, met name in de publieke sector.
  • Digitale duurzaamheid en datacentra. De Rijksoverheid toetst plannen voor nieuwe datacentra op nut en noodzaak, rekening houdend met de binnenlandse behoefte. Er is geen plaats voor ‘hyperscale datacentra’ die bijdragen aan de marktmacht van Big Tech. We stellen strenge eisen aan datacentra om een zuinig gebruik van stroom, grondstoffen, water en ruimte af te dwingen en hergebruik van restwarmte te bevorderen. We voeren duurzaamheidsstandaarden in voor digitale toepassingen om te voorkomen dat de mondiale groei van datacentra door het dak gaat. Op Europees niveau maken we ons sterk voor ecodesignregels die het gebruik van data en rekenkracht voor kunstmatige intelligentie (AI), online advertenties, video’s en games, slimme apparaten en cryptomunten aan banden leggen. In lijn met de komende Europese AI-wet ontwerpt de Nederlandse overheid een meetlat voor de ecologische voetafdruk en rekenintensiteit van AI-modellen. De score op deze meetlat weegt mee bij de aankoop van AI door overheden.
  • Digitale inclusie. We maken ons sterk voor een overheidsbrede aanpak van digitale inclusie, met maatwerk voor verschillende kwetsbare groepen. Daaronder valt ook de bevordering van mediawijsheid bij jong én oud en de beschikbaarheid van digitale middelen als laptops, computers en smartphones. Openbare bibliotheken vervullen daarbij structureel een ondersteunende en instruerende rol.
  • Digitaal briefgeheim. Wij leggen het recht op end-to-end encryptie vast. Nederland neemt geen wetten aan die achterdeurtjes in encryptie inbouwen en komt ook in internationaal verband op voor de vertrouwelijkheid van communicatie en het recht op encryptie.
  • Aanpak cybermisdaad. De politie krijgt meer capaciteit om cyberoplichting, online haat en bedreigingen, de verspreiding van beelden van seksueel misbruik, kindermisbruik, wraakporno en andere vormen van digitale criminaliteit aan te pakken. Bedrijven die de maatschappij in gevaar brengen door hun IT-producten of diensten onvoldoende tegen misbruik te beveiligen, worden daarvoor verantwoordelijk gehouden. De overheid investeert in defensieve capaciteiten om onze vitale infrastructuur te beschermen tegen cyberaanvallen.
  • Terrorismebestrijding via gerichte aanpak. Bij de bestrijding van terrorisme ligt de nadruk op het verzamelen van inlichtingen uit menselijke bronnen en gerichte digitale surveillance in plaats van massasurveillance. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zetten hun bevoegdheden gericht in en publiceren jaarlijks het aantal taps dat ze hebben geplaatst. Ze beoordelen de gegevens die ze verzamelen zo snel mogelijk op relevantie. Dit alles vraagt om een stevige rol van zowel de toetsingscommissie als de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De commissie van toezicht krijgt de mogelijkheid om samen te werken met andere toezichthouders in betrouwbare Europese landen.

6.8 Kader : Wij investeren in alle regio’s

Landelijke aanpak voor sterke regio’s

  • Gemeenten en provincies voldoende geld. Sommige regio’s groeien, andere gemeenten hebben met krimp te maken. Wel hebben alle gemeenten één ding gemeen: ze hebben te weinig geld om hun taken te kunnen uitvoeren. Daarom investeren we in gemeenten en provincies, zodat zij kunnen zorgen voor voldoende goede voorzieningen. De groei van het Gemeentefonds moet voldoende zijn om de kosten te dekken die gemeenten maken. Dit geldt ook voor het provinciefonds. Hiermee houden we de basis op orde en kunnen we stoppen met de beauty contest tussen regio’s in de vorm van regiodeals.
  • Spreiding Rijksdiensten. De overheid is van ons allemaal. We spreiden Rijksdiensten, zoals uitvoeringsorganisaties, de Belastingdienst, gevangenissen, DUO en UWV zoveel mogelijk over het land. Zo neemt de werkgelegenheid in de regio toe en bovendien zijn grond en gebouwen buiten de Randstad vaak goedkoper. Ook investeren wij in kennis, overal in Nederland, door de samenwerking tussen mbo/hbo en wo te stimuleren en de regiorol van het mbo en het hbo te bekostigen.
  • Extra aandacht voor regionaal cultureel aanbod. Culturele voorzieningen moeten niet alleen in de Randstad van hoge kwaliteit zijn en gesubsidieerd worden, maar door heel Nederland. We zullen extra investeren om zo een breed publiek te bereiken en culturele rijkdom te verspreiden over het hele land.
  • Beschermen en bevorderen regionale of minderheidstalen. We zetten ons in voor behoud en bevordering van door Nederland erkende (streek)talen zoals het Frysk, Nedersaksisch, Jiddisj, Sinti-Romanes, en de op de BES-eilanden erkende talen Engels en Papiaments. We streven naar ambitieuzere naleving van het door Nederland geratificeerde Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen. Er wordt in het bijzonder meer geïnvesteerd in het behouden en bevorderen van de Nedersaksische taal. Met betrekking tot het Frysk hebben we bijzondere aandacht voor de positie van het Frysk in de rechtbank en bij de overheid.

Onze speerpunten per provincie

  • In Groningen is onverminderde inzet nodig voor de afhandeling van de schade als gevolg van gaswinning. Dit moet milder, menselijker en makkelijker. We investeren in Groningen als belangrijke speler in de transitie naar waterstof, via omscholingsfondsen en brede mbo-, hbo- en wo-scholingsprogramma’s. Met de Lelylijn komt er een betere bereikbaarheid per openbaar vervoer. De verbinding tussen de Waddenzee en het Lauwerskustgebied maken we meer open, zodat zoet en zout water zich daar kunnen mengen. Ter Apel wordt ontlast door meer aanmeldcentra voor asielzoekers elders in het land te openen.
  • Drenthe profiteert van de aanleg van de Nedersaksenlijn die de economische ontwikkeling versterkt en Noord- en Oost-Nederland via de grensregio verbindt. Investeringen in het Noordelijk Innovatielab Circulaire Economie zorgen voor een bloeiende lokale economie en werkgelegenheid.
  • Flevoland ligt in het hart van Nederland en een goede ov-verbinding met de omringende provincies is essentieel. We maken ons sterk voor de Lelylijn, een ondergrondse verbinding met Noord-Holland (de IJmeerverbinding), een busverbinding tussen Lelystad en Enkhuizen over de Houtribdijk en een intercity-verbinding met Utrecht. Verder moet snel een goede alternatieve bestemming worden gevonden voor de gebouwen en terreinen van Lelystad Airport. We realiseren het OostvaardersWold, zodat een ecologische verbindingszone ontstaat tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold.
  • In Friesland beschermen we het unieke Waddengebied, dus geen gas- of zoutboringen, en we volgen de aanbevelingen van de Onderzoeksraad over veilig scheepvaartverkeer boven de eilanden voortvarend op. Samen met de provincie Fryslân richten we het Veenweidegebied in als Nationaal Park. Dat vermindert de uitstoot van CO2 en stikstof en behoudt het prachtige authentieke landschap. Ook Friesland profiteert van de Lelylijn.
  • In Utrecht gaat de verbreding van de A27 niet door. Daarmee behouden we het landschap Amelisweerd. We zorgen voor een robuuste ecologische verbindings­zone tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. We leggen de Noordelijke Randweg Utrecht ondergronds aan voor de leefbaarheid van Overvecht. Utrecht krijgt een 24-uurs OV-netwerk vergelijkbaar met de metro. We zijn tegen de komst van de nieuwe vliegroute (de vierde route) boven de provincie Utrecht.
  • In Zeeland wordt de Westerscheldetunnel per direct tolvrij voor personenvervoer. We willen dat de Westerschelde een schone rivier is voor mens en natuur, dus ook zonder vervuiling van PFAS. Ook in Zeeland blijven voorzieningen, waaronder goede zorg, dichtbij en goed bereikbaar voor alle Zeeuwse inwoners. Het recent opgericht Delta Climate Centrum krijgt een structurele financiering, zodat dit kenniscentrum voor water, voedsel en energie toekomstbestendig is.
  • In Noord-Brabant investeren we in een duurzaam verdienmodel voor lokale boeren en woningbouwers door te stimuleren dat bouwmaterialen van de toekomst geteeld worden rond verdroogde natuurgebieden (zie programma Building Balance). Tussen Eindhoven en het Duitse ICE-netwerk komt er een snelle treinverbinding. Omdat Brainport Eindhoven belangrijk is voor Nederland en Europa versterken we hier de nieuwe en schone economie. De inzet van het Brainport-bedrijfsleven voor sociale opgave zoals schulden en analfabetisme wordt geïntensiveerd.
  •  In Gelderland gaan we de speculatie met vakantieparken actief tegen. Met het Nationaal Programma Veluwe pakken Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen regie op de ruimtelijke ontwikkeling in en om het natuurgebied. Gezien de Veluwe het grootste Natura2000-gebied is op land, is voor het behalen van de stikstofdoelen een stevige gebiedsaanpak noodzakelijk.
  • Limburg krijgt spoorverbindingen naar Düsseldorf, Aachen en Hamont. De Maaslijn wordt toegevoegd aan het hoofdrailnet, het spoor wordt hier verdubbeld en door de aanleg van bovenleidingen verdwijnt de dieseltrein. Verder wordt er meer geïnvesteerd in de Limburgse taal en komt er specifiek aandacht voor de aanpak van georganiseerde, grensoverschrijdende en ondermijnende criminaliteit.
  • Noord-Holland kent een groot landelijk gebied dat vaak wordt vergeten omdat het gezien wordt als Randstad. De leefbaarheid en mobiliteit hebben hier een impuls nodig. Zo moet de snelle treinverbinding tussen de Kop van Noord-Holland en Zuid-Holland snel terugkomen. Wat betreft leefbaarheid moet de geluidsoverlast van Schiphol verminderen en moet de omgeving van alle door de industrie hoogbelaste gebieden beschermd worden. Dat is breder dan alleen Tata Steel en de IJmondregio.
  • In Zuid-Holland gaan we veel woningen bijbouwen. We zorgen daarbij voor extra groen in en om de stad, zoals in het Nationaal Park Hollandse Duinen, Midden-Delftland en het Weizigtpark in Dordrecht. We verbeteren en vergroten de bestaande natuur- en recreatiegebieden, en deze blijven vrij toegankelijk. We herstellen het Haringvliet als riviermonding. Er worden voldoende middelen ter beschikking gesteld om het volledige Nationaal Programma Rotterdam-Zuid uit te voeren.
  • In Overijssel investeren we sterk in bereikbaarheid via het openbaar vervoer. We vervangen het enkel spoor tussen Deventer en Zwolle door dubbelspoor. Dat doen we ook voor het spoor van Zwolle naar Enschede (en Munster). De drie dieselsporen Zutphen-Oldenzaal, Almelo-Mariënber en Enschede-Munster worden geëlektrificeerd. Ook aan het spoor tussen Zwolle en Meppel wordt achterstallig onderhoud verricht. De afvalwaterinjecties van de NAM in Noordoost Twente worden definitief gestaakt. Vliegveld Twente wordt niet uitgebreid voor de (commerciële) burgerluchtvaart.

Het Caribisch deel van het koninkrijk

  • We gaan in het hele Koninkrijk verder met de gesprekken over het koloniale- en slavernijverleden, de doorwerking hiervan en het nodige herstel. Ook investeren we in versterking van de democratische rechtsorde in het hele Koninkrijk. Zo creëren we een solide basis voor vertrouwen in de overheid, diversiteit in de samenlevingen en rechtszekerheid door gelijkheid van de wet in ons Koninkrijk.
  • In de Caribische landen binnen ons Koninkrijk zetten we in op het verbeteren van de situatie van de burgers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten met hulp en geld. We gebruiken de door de Verenigde Naties ontwikkelde Sustainable Development Goals (SDG’s) als leidraad. De machtsbalans tussen Nederland en de Caribische landen binnen ons koninkrijk wordt rechtgetrokken en het democratisch tekort wordt opgelost. Onze rijkswetten worden door het Nederlandse parlement behandeld. Gevolmachtigde ministers van de Caribische landen en gedelegeerde Statenleden van de parlementen van deze landen hebben nu weliswaar de mogelijkheid van inspraak, maar kunnen niet zelf een rijkswet indienen en niet stemmen. Het is hoog tijd om het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden aan te passen zodat dit wel mogelijk wordt. Daarnaast schaffen we de registratieplicht voor verkiezingen bij inwoners van Curaçao, Aruba en Sint Maarten af. We zorgen ervoor dat de toegang tot de Europese Parlementsverkiezingen voor kiesgerechtigden op deze eilanden even eenvoudig wordt als in Nederland. We zijn voor het invoeren van een geschillenregeling tussen de landen van het Koninkrijk met een ‘rechter’ die bindende oordelen kan geven. We stimuleren de ontwikkeling van twee regio’s (bovenwinden en benedenwinden) waarbij we zoveel mogelijk voorbijgaan aan de staatsrechtelijke structuren die hieraan in de weg staan. We laten bedrijven zoveel mogelijk profiteren van Nederlandse regelingen als garantiebepalingen, milieusubsidies en investeringsfondsen. We ondersteunen studenten uit Caribische landen in Nederland met huisvesting, aanpassing aan taal en cultuur, studiekeuze en begeleiding en terugkeer na de studie. Het onderwijs in de Caribische landen ondersteunen we financieel en met kennis. We versterken en ondersteunen digitalisering met nadruk op veiligheid en vaardigheid voor iedereen.
  • Voor de inwoners van de bijzondere gemeenten van Nederland Bonaire, St. Eustatius en Saba stellen we een sociaal minimum in en voeren we maatregelen in die garanderen dat niemand onder dit minimum leeft. Samen met de eilanden werken we aan een stevige aanpak om de gevolgen van de klimaatverandering tegen te gaan en investeren we in het beschermen van de kwetsbare natuur op en rond de eilanden. We bieden de samenlevingen de nodige ruimte en ondersteuning om naar eigen inzicht richting en invulling te geven aan hun toekomst. De klassieke en sociale grondrechten gelden onverkort voor de inwoners van dit Caribische deel van Nederland. We ondersteunen de wens tot het versterken van de eigen identiteit en cultuur. We zorgen dat er ruimte komt voor een op ieder eiland toegesneden aanpak. Maatregelen worden alleen genomen in samenspraak met vertegenwoordigers en deskundigen van deze eilanden, rekening houdend met hun prioriteiten en beperkte capaciteit. We ondersteunen actief de (vervolg)opleiding en indienstneming van lokale mensen. De financiering van het lokale bestuur moet afdoende zijn. We organiseren extra tegenmacht, zoals bijvoorbeeld een gezaghebbende adviescommissie, die de rol op zich neemt van organisaties zoals VNG en IPO. Op St. Eustatius herstellen we zo snel mogelijk de volledige democratie. We nemen alle belemmeringen voor de handel tussen de landen en eilanden van het Koninkrijk weg, al dan niet door invoering van een Douane-unie.