Windmolenpark in groene weilanden bij de zee
2

Een rechtvaardige duurzaamheidstransitie

2.1 Ambitieus en rechtvaardig klimaatbeleid

  • Duidelijkere doelen voor een leefbare planeet. Ons belangrijkste klimaatdoel is om de aarde leefbaar te houden voor toekomstige generaties en de schadelijke effecten van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Om dit te bereiken houden we ons aan de afspraken zoals vastgelegd in het Parijs Akkoord en beperken we de opwarming van de aarde tot maximaal opwarming van de aarde te beperken tot anderhalve graad. Daarom voeren we een ambitieus klimaatbeleid met concrete doelen die we vastleggen in de Klimaatwet. In 2030 hebben we als land onze CO2-uitstoot met 65% verminderd (ten opzichte van 1990) en in 2040 zijn we volledig klimaatneutraal. Bovendien zorgen we ervoor dat in 2035 onze elektriciteitsvoorziening CO2-neutraal is, en in 2040 ons gehele energiesysteem. Ook de industrie stoot in 2040 netto geen CO2 meer uit. Het Rijk helpt de zeven Nederlandse steden om de afspraken over klimaatneutraliteit van het Europese programma ‘Cities Mission’ te realiseren. Daarnaast komen er heldere doelen voor het terugdringen van het grondstoffengebruik en het circulair maken van onze economie. Deze worden wettelijk verankerd in een nieuwe Grondstoffenwet. Om de samenhang tussen het klimaat- en grondstoffenbeleid te waarborgen, worden beide dossiers ondergebracht bij één coördinerend minister.
  • Goede informatievoorziening over de klimaatcrisis. Betrouwbare, wetenschappelijk onderbouwde en toegankelijke informatie over de klimaat- en biodiversiteitscrisis
    vergroot het draagvlak voor maatregelen. Bij de coronapandemie hebben we gezien hoe belangrijk goede informatievoorziening is. Er komt een doorlopende landelijke informatiecampagne over wat klimaatverandering is en wat de gevolgen voor Nederland
    zijn, welke maatregelen de overheid neemt en wat mensen zelf kunnen doen. De minister van klimaat geeft regelmatig persconferenties over de voortgang van het behalen van klimaatdoelen.
  • Een isolatie-offensief voor alle huizen. Er komt een grootschalig isolatie-offensief om woningen te verduurzamen en de energierekening te verlagen. We geven voorrang aan mensen met lage en middeninkomens bij het verstrekken van duurzame isolatiesubsidies en andere verduurzamingsmaatregelen. Daar gaan we fors in investeren. Woningcorporaties geven we een duidelijke taak en voldoende financiering om zo snel mogelijk alle corporatiewoningen te verduurzamen. Daarbij hebben we ook aandacht voor het voorkomen van vocht- en schimmel, het vervangen van loden leidingen en bescherming tegen hitte. Ook huurders in de private sector krijgen recht op een goed geïsoleerd huis. We zorgen ervoor dat alle verhuurders in de vrije sector hun woningen in 2030 zover hebben verbeterd dat ze label B hebben. We geven huurders nu al recht op huurverlaging als het label slechter is dan label B. Enkel glas en het ontbreken van bijvoorbeeld gevel- of dakisolatie worden erkend als een formeel onderhoudsgebrek dat kan worden gemeld bij de huurcommissie. Zo leggen we de rekening van slechte isolatie neer bij de verhuurder. Mensen met een koopwoning die niet weten hoe te verduurzamen, krijgen recht op een deskundig advies over mogelijkheden voor verduurzaming en terugverdientijd. Huiseigenaren met onvoldoende spaargeld kunnen een beroep doen op renteloze leningen. Vanwege de grote personeelstekorten in de sector moedigen we mensen actief aan om hun huis zelf te verduurzamen, bijvoorbeeld met een korting op de aanschaf van isolatiematerialen. Duurzame isolatiematerialen zoals vlas, gerecycled katoen, houtvezel, hennep, biologische schapenwol, papiervlokken, kurk, leem en stro worden aantrekkelijker gemaakt vergeleken met niet-duurzame, meer gangbare isolatiematerialen.
  • Zonnepanelen voor iedereen. Wij willen dat iedereen van de voordelen van zonnepanelen kan genieten. We maken extra middelen vrij om te investeren in zonnepanelen op daken van huurwoningen en koopwoningen van mensen met een laag inkomen. Op die manier worden zonnepanelen voor iedereen betaalbaar. Dat leidt ook direct tot een verlaging van de energierekening. Woningcorporaties doen dat voor hun woningen binnen afzienbare tijd en bij koopwoningen gaan de gemeenten mensen actief benaderen om dit te doen. Zodra mensen met lage of middeninkomens ook kunnen meeprofiteren van zonnepanelen, zullen we de salderingsregeling afbouwen. We zorgen er daarbij voor dat mensen met zonnepanelen hun investeringen binnen een redelijke termijn terugverdienen, zodat zelf investeren in zonnepanelen altijd aantrekkelijk blijft. Zonnepanelen komen op de lijst met verplichte energiebesparende maatregelen voor eigenaren van grote gebouwen. De overheid geeft het goede voorbeeld en legt zonnepanelen op daken van publieke en semi-publieke organisaties die daarvoor geschikt zijn, waaronder scholen, sportverenigingen en buurthuizen.
  • Stimulering energiecoöperaties. Het streefdoel uit het Klimaatakkoord van minimaal 50% lokaal eigendom van hernieuwbare elektriciteit op land wordt een verplichting. We streven er vervolgens naar om dit zoveel als mogelijk uit te breiden. Obstakels voor de oprichting van energiecoöperaties nemen we weg. Dit doen we onder andere door: subsidies voor energiecoöperaties te verbreden van de opwek van elektriciteit naar andere energie-gerelateerde activiteiten, energiecoöperaties fiscaal gunstig te behandelen en ze een plek te geven in relevante wetgeving en beleidsplannen en door energiecoöperaties aandacht te geven bij aanbestedingen en tenders vanuit de overheid. Ook gaan gemeenten proactiever helpen bij de oprichting en opschaling van energiecoöperaties, bijvoorbeeld met opstartsubsidies bij projecten waar ook inwoners die niet willen of kunnen deelnemen in de energiecoöperatie van profiteren. Bij nieuwe projecten voor windmolens en zonnepanelen krijgen omwonenden en lokale voorzieningen de mogelijkheid om mee te profiteren van de opbrengsten. Private ontwikkelaars worden verplicht om omwonenden de kans te geven mee te investeren. Wanneer de kosten te hoog zijn voor deelname wordt een fonds opgericht die renteloze leningen aanbiedt.
  • Duurzamer bouwen. We gaan het bouwen met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk stimuleren en we moedigen circulair, biobased, energiepositief, natuurinclusief bouwen aan. Gebouwen worden zoveel mogelijk circulair gesloopt, materialen uit de gebouwen worden gebruikt voor andere doelen. De milieuprestatie-eis voor nieuwbouw en grootschalige verbouwingen scherpen we aan. Daarnaast stellen we een maximum aan de hoeveelheid CO2-uitstoot van bouwmaterialen die worden gebruikt voor nieuwbouw, en we scherpen de eisen daarvoor periodiek aan. Bij stedenbouw houden we vast aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In het bouwbesluit wordt opgenomen dat nieuwbouw altijd wordt voorzien van zonnepanelen en/of groene daken. Bij grote woon- en bouwprojecten komt een afdwingbare watertoets die beoordeelt of er klimaat- en wateradaptief wordt gebouwd. We richten een Nationaal Isolatie-inkoopbedrijf op waarmee we gemeenten ondersteunen bij de inkoop van werkvoorraad bij bouwbedrijven voor de komende tien jaar.
  • Vaart met aardgasvrij maken. We werken toe naar compleet aardgasvrije wijken, zodat huizen worden verwarmd door elektriciteit, aardwarmte en warmte uit water als alternatieve verwarmingsbronnen. Aanvullend kan restwarmte uit de industrie worden gebruikt om huizen te verwarmen. Om dit te stimuleren komt er voor energie-intensieve bedrijven een heffing op de lozing van restwarmte. Het gebruik van industriële restwarmte mag echter nooit de verduurzaming van de industrie in de weg staan. Waar nodig regelen we financiële compensatie voor mensen die met hun wijk overstappen op alternatieven voor gas. Gemeenten werken samen met bewoners aan plannen om buurten aardgasvrij te maken. Gemeenten krijgen regie en meer bevoegdheden.
  • Warmtetransitie in publieke handen. De Wet Collectieve Warmte (WCW) wordt zo snel mogelijk afgerond. Dit is nodig om te voorkomen dat de warmtetransitie tot stilstand komt omdat gemeenten en warmtebedrijven wachten op besluitvorming vanuit de Rijksoverheid. We zorgen voor een gelijk (financieel) speelveld voor collectieve warmteoplossingen, en bevorderen eigenaarschap en medeverantwoordelijkheid in de buurt. Het initiatief- en instemmingsrecht wordt vereenvoudigd. We zorgen dat de voorwaarden van het Warmtefonds beter aansluiten bij de specifieke behoeftes van Verenigingen van Eigenaars (VvE’s). De huidige gemeentelijke transitievisies ‘warmte’ houden nauwelijks rekening met VvE’s, terwijl daar juist behoefte is aan renovatie. Door slechte energielabels, ingewikkelde regels of verouderde splitsingsaktes hebben veel VvE’s weinig mogelijkheden voor woningverbetering en hebben ze hoge energierekeningen.
  • Meer inzet energiebesparing. De energiebesparingsplicht, die bedrijven en instellingen wettelijk verplicht om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren, wordt aangescherpt tot een terugverdientijd van elf jaar. In aanvulling op de generieke energiebesparingsplicht komen er bindende besparingsdoelen per sector. Naast handhaving zal worden ingezet op het ondersteunen en aanjagen van het midden- en kleinbedrijf om de gevraagde besparing te realiseren.
  • Naar een klimaatneutrale elektriciteitsvoorziening. Elektriciteit wordt het motorblok van ons toekomstig energiesysteem. Dit wekken we op met zonnepanelen en windmolens, met name op zee. De materialen om deze transitie te verwezenlijken worden op een zo ethisch mogelijke manier verkregen. Hierbij zetten wij ons in voor humane arbeidsomstandigheden en het voorkomen van verdere milieuschade. Uiterlijk in 2035 is onze elektriciteitsvoorziening CO2-neutraal. Schijnt de zon niet en is er geen wind, dan zullen we de nodige elektriciteit ergens anders vandaan moeten halen. Voor kortere periodes kan dit uit batterijen of door vraagsturing. Gaat het om langere periodes, dan vangen we de piekvraag op met gascentrales die draaien op groene waterstof. Om eigenaren van gascentrales ertoe te bewegen hun centrales om te bouwen, komt er van 2025 tot 2030 een beperkte ombouwsubsidie. We zorgen dat er per 2030 een capaciteitsmarkt is waarin producenten niet langer betaald krijgen voor de geleverde stroom, maar voor het leveren van flexibel inzetbare capaciteit op momenten dat de elektriciteitsvraag het aanbod uit hernieuwbare bronnen overtreft.
  • Gerichte crisisaanpak van het overbelaste elektriciteitsnet. De overbelasting op het elektriciteitsnet brengt ondernemers op sommige plekken in het land in een spagaat. Enerzijds wordt, in het kader van de energietransitie, van hen verwacht dat zij hun bedrijfs- en productieprocessen elektrificeren. Anderzijds krijgen zij van de netbeheerder te horen dat er geen (extra) ruimte meer voor hen is op het elektriciteitsnet. Onze crisisaanpak richt zich op drie sporen.
    • We verzwaren het elektriciteitsnet: Netwerkbedrijven ontvangen een kapitaalinjectie van het Rijk om de netverzwaring door te voeren in lijn met het Nationaal Uitvoeringsplan Energie-infrastructuur. Eigendom en beheer van de transport- en distributienetten blijven zo veel mogelijk in publieke handen.
    • We gaan prioriteren: Dus niet langer ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. We passen de Energiewet aan zodat partijen die een maatschappelijk belang dienen voorrang krijgen op het stroomnet. De overheid neemt de regie en heeft het laatste woord over de volgorde van aansluiten.
    • We zetten in op innovatieve oplossingen: We zetten in op innovatieve en schaalbare oplossingen die schommelingen in vraag en aanbod van elektriciteit opvangen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om plaatselijke regionale opslag zoals opslag van elektriciteit in batterijen of warmtebuffers, smart grids en het verkleinen van pieken in de vraag en opwek van elektriciteit (peak shaving). Daarvoor passen we de Energiewet aan en komt er geld beschikbaar uit het Klimaatfonds.
  • Versnelde aanleg energie-infrastructuur. Er komt een Energie-acceleratiewet, zodat de procedure van aanvraag tot vergunning van kritieke energie-infrastructuur niet langer dan twee jaar duurt. Ter ondersteuning van projecten die de energietransitie versnellen, zorgen we daarnaast voor een juridisch houdbare regeling die dit soort projecten vrijstelt van de stikstofbepalingen. Ook komt er een Nationaal Uitvoeringsplan, waarin expliciete keuzes worden gemaakt over welke infrastructuur waar en wanneer beschikbaar komt. Zo bieden we zowel producenten als afnemers van duurzame energie de zekerheid die nodig is om duurzame investeringen te doen. Om grensoverschrijdende voordelen voor de energietransitie te behouden wordt TenneT niet opgesplitst in een Nederlands en een Duits deel.
  • Crisisaanpak voor voldoende (technisch) personeel om de klimaattransitie uit te voeren. Er is een enorm, groeiend tekort aan personeel dat de duurzaamheidstransitie moet gaan uitvoeren, bijvoorbeeld voor de aanleg van kabels, installatie van warmtepompen en in de uitvoering bij gemeenten en provincies. Om te zorgen dat er genoeg werknemers zijn de klimaatdoelen te kunnen halen, maken we binnen het werkgarantiefonds (zie paragraaf 2.1) apart geld beschikbaar voor de klimaattransitie. Daarmee ondersteunen we mensen bij gerichte omscholing en doorontwikkeling, zoveel mogelijk met behoud van inkomen. Daarnaast start de overheid campagnes om mensen te motiveren om over te stappen naar een baan die bijdraagt aan de klimaattransitie.
  • Stoppen met vervuilende energiebronnen. Er komt een afbouwpad voor fossiele winning in Nederland, inclusief de Noordzee. Er komt een wettelijk verbod op het aanboren van nieuwe gasvelden en de gaswinning in Groningen en de Waddenzee stopt per direct, evenals oliewinning in Schoonebeek. In Europees verband zetten we in op de afbouw van fossiele winning in Europa en elders in de wereld. We sluiten alle kolencentrales per 2025 en stellen een verbod in op fossiele reclames. Bestaande biomassacentrales faseren we uit en er komen geen nieuwe centrales bij. We stoppen met subsidies voor het gebruik van biomassa in kolencentrales, zodat er geen bijstook van biomassa meer mogelijk is. Reststromen uit de circulaire economie kunnen onder strenge voorwaarden worden gebruikt voor het opwekken van warmte. Hierbij is het verminderen van de vraag naar grondstoffen leidend en worden er strenge duurzaamheidseisen opgesteld voor de winning en het gebruik van biogrondstoffen.
  • Geen nieuwe kerncentrales. Het Expert Team Energiesysteem 2050 liet zien dat tegen de tijd dat nieuwe kerncentrales operationeel zijn, het aanbod van hernieuwbare energie uit zon en wind-op-zee dusdanig groot is dat kerncentrales nauwelijks nog een rol van betekenis spelen in ons energiesysteem. Daarom zetten wij de gereserveerde € 5 miljard voor de bouw van nieuwe kerncentrales anders in.Met extra investeringen in duurzame energie en voldoende opslagcapaciteit hoeft de levensduur van kerncentrale Borssele niet verlengd te worden. Kosten voor het opruimen van kernafval worden niet bij de gemeenschap neergelegd.
  • Stoppen met F-gassen. We versnellen de uitfasering van F-gassen. Deze gassen, die onder meer worden gebruikt als koudemiddel in koelkasten, hebben een broeikaseffect dat tot duizenden malen zo sterk is als dat van CO2.

2.2 Mobiliteit is brede welvaart

  • Mobiliteit is brede welvaart. Als we ons op een zo duurzaam mogelijke manier gaan verplaatsen, krijgen we daar veel voor terug: schone lucht, minder geluidsoverlast en meer biodiversiteit. Nieuwe grote volkshuisvestingslocaties worden altijd gekoppeld aan de ontwikkeling van projecten die duurzaam vervoer realiseren, zoals uitstekende loop- en fietsnetwerken, openbaar vervoer en deelmobiliteit. Bereikbaarheidsnormen voor basisvoorzieningen, zoals huisarts, apotheek, basisschool en bibliotheek, staan voorop. Nu zijn regelingen voor mobiliteit, zoals leaseauto’s, reiskostenvergoedingen en subsidies voor elektrische auto’s, vooral in het voordeel van hoge inkomens. In de keuzes die wij maken ten aanzien van mobiliteit en bereikbaarheid toetsen we alles op brede welvaart en zetten we in op het verminderen van sociale ongelijkheid tussen groepen mensen en tussen gebieden.
  • Een klimaatticket voor betaalbaar openbaar vervoer. Openbaar vervoer is een publieke voorziening die voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn. Daarom komt er op korte termijn voor iedereen een Klimaatticket, naar Duits voorbeeld. Voor een vast bedrag van € 49 per maand kan iedereen in de daluren onbeperkt reizen met alle vormen van het OV, ook in de spits als de capaciteit het toelaat. Ook starten we met experimenten voor gratis OV voor mensen met lage inkomens in navolging van verschillende gemeenten. Op de langere termijn wordt de capaciteit van het openbaar vervoer uitgebreid, zodat op termijn het gebruik van het OV voor iedereen gratis kan worden. Om dit te bereiken doen we investeringen in het treinnetwerk.
  • Elke regio bereikbaar. We stoppen de verschraling van het openbaar vervoer. Dat doen we onder meer door de financiering van de vervoersautoriteiten (Provincies en Vervoerregio’s) op orde te brengen. Iedereen moet binnen 45 minuten met het OV bij een ziekenhuis, school en supermarkt kunnen zijn. We keren de trend van afnemend OV-aanbod gericht op financieel rendement en (her)introduceren nieuwe buslijnen, ook in kleine dorpen. Dit betekent betere, frequentere buslijnen, ook in de avonduren en hubs met verschillende vormen van deelvervoer. Het huidige aantal van 398 treinstations in Nederland breiden we fors uit door (her)opening van stations zowel op bestaande lijnen, bij reactivering van spoorlijnen alsmede door enkele nieuwe lijnen. We trekken de tarieven voor alternatief vraaggestuurd vervoer (haltetaxi’s) wettelijk gelijk met de tarieven voor regulier openbaar vervoer. Ook zetten we ons ervoor in om samen met de Duitse regering en de verschillende deelstaten het Nederlandse Klimaatticket ook in Duitsland te laten gelden als Deutschlandticket, en vice versa. Hierdoor wordt internationaal reizen versimpeld en wordt er een stap gezet richting één Europees ticketingsysteem. We zetten ons er ook actief voor in om het internationaal trein- en busvervoer uit te breiden en schrijven met de buurlanden aan een langetermijnstrategie om dit mogelijk te maken. Om de vooruitgang te waarborgen en de doelen tijdig te halen, stellen wij voor om jaarlijks de voortgang met de relevante overheden te bespreken.
  • Meer investeren in OV-beroepen. We gaan de personele tekorten in de mobiliteitssector tegen door de (secundaire) arbeidsvoorwaarden bij vervoersbedrijven in samenspraak met vakbonden te verbeteren. Dit doen we door sociale voorwaarden te stellen bij aanbesteding van het openbaar vervoer. Er komt een actieplan om meer personeel aan te trekken voor de OV-sector.
  • Overheid houdt regie op ons OV. We stoppen met het stimuleren van marktwerking in het OV en versterken de regie op staatsbedrijven ProRail en NS om dienstregeling en aanbod beter aan te laten sluiten op de maatschappelijke vraag. We onderzoeken de mogelijkheid van het opnieuw integreren van de twee bedrijven in één staatsbedrijf onder verantwoordelijkheid van de minister. Provincies worden gestimuleerd en geholpen om het regionale openbaar vervoer weer in eigen hand te nemen.
  • Een bereikbaar treinnet. Het treinnet wordt uitgebreid. We gaan de Lelylijn aanleggen tussen Groningen en de Randstad en in internationaal verband als HSL naar Noord-Duitsland, Denemarken en Zweden en we gaan de planvorming en aanleg zoveel als mogelijk versnellen. Hierbij gaan we bestaande projecten, plannen en ideeën op elkaar aansluiten en optimaliseren. We zorgen voor meer capaciteit en snelheid op de spoorlijnen Utrecht-Zwolle, Amsterdam-Amersfoort-Enschede en Utrecht – Arnhem – Oberhausen. Ook zorgen we dat de IC Den Haag – Eindhoven om en om doorgaat naar Düsseldorf en Aachen, om zo ook Zuid-Nederland goed aan te sluiten op het Duitse ICE-netwerk. De Nedersaksenlijn tussen Enschede en Groningen gaat rijden en we onderzoeken welke verdere uitbreidingen noodzakelijk zijn. Samen met onze buurlanden onderzoeken we welke grenslijnen in ere hersteld kunnen worden. Verder elektrificeren we alle treinlijnen in Nederland.
  • Vergroten van toegankelijkheid. We gaan een uitvoeringsplan opstellen om belemmeringen voor mensen met een fysieke of mentale beperkingen weg te nemen. Denk aanbrede fietspaden die aangepaste fietsen doorlaten en aan uitbreiding van de gehandicaptenparkeerkaart zodat gratis parkeren geldt voor alle reguliere parkeerplaatsen. We eisen dat OV-materieel altijd toegankelijk is en verbieden dat OV-bedrijven eisen stellen aan de toegang. We maken doelgroepenvervoer onderdeel van publiek vervoer en verbinden er dezelfde voorwaarden aan.
  • Meer inzet op slimmere, gezondere en schonere mobiliteit. Meer nadruk op lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit en minder op het gebruik van privéauto’s is essentieel. Een aanzienlijk deel van de publieke ruimte die privéauto’s in beslag nemen, kan beter worden gebruikt voor bijvoorbeeld extra woningen, parken en pleintjes of voorzieningen. Naast bouwen rondom knooppunten en het beter gebruiken van bestaande OV-verbindingen, zetten we in op slimmer vervoer en deelmobiliteit. We geven voorrang aan coöperatieve vormen van deelmobiliteit en zijn kritisch op commerciële aanbieders. In het verkeer krijgen voetgangers en fietsers voorrang op auto’s. We investeren in voetgangersinfrastructuur, (snel)fietspaden in het binnen- en buitengebied, voldoende fietsstallingen (waaronder bij stations) en landelijke regelgeving wordt aangepast om (snor)scooters binnen de bebouwde kom van het fietspad te weren. Binnen de bebouwde kom wordt 30 km/u de norm.
  • Eerlijk betalen naar gebruik. We versnellen de invoering van betalen naar gebruik voor automobilisten, zodat de vervuiler gaat betalen. Het is eerlijker om een lager tarief te rekenen in regio’s waar mensen afhankelijk zijn van de auto omdat het openbaar vervoer geen goed alternatief vormt. We differentiëren ook naar tijd. Naast de maximale reiskostenvergoeding komt er ook een minimale reiskostenvergoeding waar werknemers recht op hebben. Reiskosten met het OV worden volledig betaald door de werkgever. Om files te bestrijden gaan we vrachtverkeer zwaarder belasten naar Duits voorbeeld (Maut-heffing). Omwille van verkeersveiligheid, leefbaarheid van de openbare ruimte en klimaatrechtvaardigheid, zetten we alle mogelijke instrumenten, waaronder fiscale maatregelen en het mobiliteitsbeleid, in om de trend waarbij auto’s steeds zwaarder en groter worden, te keren; we experimenteren dan ook met SUV-vrije zones, bijvoorbeeld in drukke stadscentra. Met fiscale en andere maatregelen stimuleren we de omslag naar elektrisch rijden. Daarmee zorgen we ervoor dat in Nederland vanaf 2030 alleen nog elektrische voertuigen worden verkocht, inclusief brom- en snorfietsen, vooruitlopend op het Europese verbod op de verkoop van auto’s met een verbrandingsmotor in 2035. De leasesector gaat al in 2025 over op 100% elektrische auto’s. De fiscale voordelen van leaseauto’s bouwen we af en fiscale regelingen voor elektrisch rijden zijn voortaan alleen nog gericht op lage en middeninkomens.
  • Schonere lucht. De luchtkwaliteitsnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie worden wettelijk verankerd. We gaan de luchtvaart verplichte normen opleggen ten aanzien van geluidsoverlast en de uitstoot van stik- en (ultra)fijnstof. Binnenvaartschepen krijgen strengere uitstootnormen. Voor grote vervuilers als Tata Steel, Schiphol en Chemours wordt de gezondheid van medewerkers en omwonenden leidend bij de verstrekking van vergunningen en bij de handhaving. De meest vervuilende onderdelen van Tata Steel worden zo snel mogelijk gesloten.
  • Eerst treinen dan vliegen. We maken Nederland goed bereikbaar met internationale treinen en zorgen dat deze goed geïntegreerd zijn met het binnenlandse vervoer. Ook zorgen we dat de basisvoorwaarden hiervoor (infrastructuur, materieel en personeel) in voldoende mate beschikbaar zijn. Een Europees Spoorwegagentschap wordt verantwoordelijk voor een goed en betaalbaar (nacht)net naar steden als Berlijn, Wenen, Madrid, Rome en Stockholm. We willen dat dit agentschap, naast infrastructuur en internationale samenwerking, ook de aanschaf van nieuw treinmaterieel faciliteert, waardoor spoorbedrijven makkelijker aan materieel kunnen komen. We streven ernaar dat de EU actief gaat werken aan een samenhangend netwerk van langeafstandsverbindingen met goede frequentie en voldoende capaciteit op redelijke termijn in plaats van af te wachten waar de markt interesse in heeft. Doorhet heffen van accijnzen op kerosine en btw op vliegtickets, maken we (internationale) treinkaartjes goedkoper. We werken toe naar een verbod op privévluchten, met als eerste stap een hogere belasting op vluchten met privévliegtuigen vanuit Nederland. Ook gaan we investeren in nieuwe internationale hogesnelheidstreinen en verbeteren we de hogesnelheidsverbindingen die we al hebben.
  • Krimp van het vliegverkeer. De Nederlandse luchtvaart levert de grootste bijdrage aan klimaatopwarming door Nederland. Daarnaast zorgt de luchtvaart voor grote gezondheidsschade van mens en natuur. Daarom moet vliegen door Nederland veel scherper worden ontmoedigd. We beginnen met het invoeren van een progressieve vliegbelasting die oploopt naarmate mensen meer vliegen. Ook komt er een toeslag voor overstappers. Verder stoppen we met vluchten binnen 750 kilometer waarvoor een alternatieve treinverbinding bestaat en met nachtvluchten. Het aantal vluchten op Schiphol en Eindhoven Airport gaat sterk omlaag; deze vliegvelden concentreren zich voortaan op de luchtvaart die voor Nederland belangrijk is. Lelystad Airport en Rotterdam-The Hague Airport gaan dicht. We onderzoeken de maatschappelijke en economische waarde van de andere lokale vliegvelden en de waarde van de locatie voor eventuele alternatieve functies. Onrendabele vliegvelden worden niet langer overeind gehouden.

2.3 Een innovatieve en duurzame economie

  • Duurzaam werk in de veranderende economie. De groene welzijnseconomie biedt volop werkgelegenheid, want er komen veel nieuwe banen bij in de maakindustrie en hoogwaardige technologie en in de publieke sector. Om scholieren goed voor te bereiden gaan we ze al in het primair onderwijs interesseren in technologie en techniek, zodat zij meer dan nu het geval is gaan kiezen voor technische vervolgstudies. Hier maken we structureel middelen voor beschikbaar. Mensen die hun baan zien veranderen of verdwijnen krijgen recht op een nieuwe baan met behoud van inkomen. Met een persoonlijk ontwikkelingsbudget en een omscholingsfonds maken we het makkelijker voor mensen om zich gedurende hun loopbaan te laten om- of bijscholen. Met de Werkgarantie en werk-naar-werk trajecten leiden we mensen naar nieuw werk in sectoren die kampen met personeelstekorten (lees ons uitgebreidere programmapunt bij ‘Baanzekerheid met betere beloning en bescherming’).
  • Stimuleren groen ondernemerschap. Zonder de innovaties, de investeringen en de banen van bedrijven kunnen we de uitdagingen van de toekomst niet aan. Het midden- en kleinbedrijf vormt de ruggengraat van onze economie. Veel ondernemers willen een goede werkgever zijn, maar kunnen niet concurreren met multinationals. Deze ondernemers willen we helpen: ondernemerschap omarmen we, risico’s afwentelen bestrijden we. We belonen werkgevers die mensen in vaste dienst nemen en we ondersteunen kleine ondernemers bij loondoorbetaling bij ziekte. Bedrijven die hun aandeel willen leveren aan een circulair, klimaatneutraal en natuurinclusief Nederland, kunnen eveneens op onze steun rekenen. Samen met ondernemers maken we vergroenings- en verduurzamingssubssidies minder complex en schrappen we onnodige regels die duurzaamheid in de weg staan. We maken aanbestedingsprocedures toegankelijker voor mkb-bedrijven. In de aanbestedingswet komt er een norm voor overheidsorganisaties om maatschappelijk verantwoord in te kopen. Ook passen we de wet aan, zodat maatregelen voor verbetering van natuur en leefomgeving extra punten opleveren.
  • Kleine winkeliers. We beschermen lokale ondernemers en kleine winkeliers, die vaak een belangrijke sociale rol vervullen in de buurt of hun dorp. We breiden de mogelijkheid tot huurbescherming uit, zetten vaker maatschappelijk vastgoed in en maken het voor bewoners en gemeenten gemakkelijker om te bepalen waar men vooral lokale middenstanders wil zien. We beperken de enorme concurrentie van online winkels door deze bedrijven de kosten door te laten berekenen van het terugsturen van producten en door de wildgroei van distributiecentra te beperken.
  • Aanpakken marktmacht. Terwijl lonen stagneren, stijgen winsten ongekend. De marktmacht en politieke macht van sommige bedrijven is onacceptabel groot. Dat willen wij aanpakken. Dominante bedrijven mogen niet langer de vrije hand krijgen in het opkopen van de concurrentie. Wij willen daarom een breed onderzoek naar het voorkomen van marktmacht op Europese en nationale schaal, waarbij het gedwongen opbreken van monopolies en individuele machtsposities onderdeel van de beleidsuitkomsten kan zijn. Speciale aandacht moet hierbij uitgaan naar Big Tech. De situatie waarin essentiële infrastructuur voor communicatie, informatie of betalingsverkeer in de handen van een paar multimiljardairs is komen te liggen, is maatschappelijk volstrekt onwenselijk.
  • Omslag naar een groene en rechtvaardige industriepolitiek. In 2040 is er geen netto CO2-uitstoot meer in de industrie. Er komt een concreet tussendoel voor de elektrificatie van de industrie. Subsidies zijn voortaan weggelegd voor bedrijven die goede banen aanbieden die vallen onder een cao en die aantonen dat zij een plek hebben in de groene economie van de toekomst. Dat doen ze door concrete afspraken te maken over het terugdringen van CO2-uitstoot, stikstof en giftige stoffen, en over hun impact op het oppervlaktewater en de bodem. Een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld de wetenschappelijke Klimaatraad, gaat de voortgang van de afspraken monitoren en waar nodig sanctioneren. Ook aan andere grote bedrijven die duurzaamheidssubsidies krijgen gaan we meer eisen stellen via een klimaatplicht: zij moeten inzichtelijk maken hoe de impact op mens, milieu, natuur en klimaat wordt afgebouwd binnen de hele keten. De afbouwplannen moeten ten minste in lijn zijn met de Klimaatwet. Naast de klimaatplicht komt er ook een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen van grote ondernemingen in de wet die ziet op de om- en bijscholing van werknemers en het welzijn en de gezondheid van omwonenden.
  • Eerlijke bijdrage van de grootste vervuilers. Het huidige stelsel van belastingen, heffingen en accijnzen zit vol met vrijstellingen en fiscale subsidies voor grootgebruikers en producenten van fossiele energie. Deze fossiele subsidies schaffen we zo snel mogelijk af en hier komt een concreet plan voor, want ze ondermijnen de prikkel voor bedrijven om te verduurzamen en geven juist een perverse prikkel om méér (fossiele) energie te verbruiken. Voor de zware industrie komt er een ambiteuzere en effectievere CO2-heffing, zodat zij een eerlijke prijs gaan betalen voor hun uitstoot. De gratis rechten op vervuiling die nu nog aan de industrie en de luchtvaart worden gegeven, stoppen we. Dankzij de Europese grensheffing – een heffing op de import van CO2-intensieve producten van buiten de EU – wordt voorkomen dat vervuilende bedrijven hun activiteiten verplaatsen naar andere landen.
  • Een goede besteding van ons klimaatgeld. De miljarden die zijn gereserveerd in het Klimaatfonds zijn gemeenschapsgeld. Geld dat doelmatig besteed moet worden en waar de hele samenleving van hoort te profiteren. Bedrijven krijgen voortaan alleen subsidies van de overheid als dat echt noodzakelijk is en als zij passen in de groene welzijnseconomie van de toekomst. Ook gaat de overheid voortaan meedelen in winsten uit investeringen die met subsidies zijn (mede)gefinancierd en worden technologische innovaties die mogelijk zijn gemaakt met overheidssubsidies breed inzetbaar in de energietransitie. Voor het geval dat bedrijven die subsidies ontvangen hun beloftes niet waarmaken, komt er een clawback-optie.
  • Een eerlijke en effectieve energiebelasting. De huidige energiebelasting is oneerlijk en ineffectief: het tarief van de belasting neemt af naarmate het gebruik groter wordt. Daardoor voelen grote vervuilers te weinig druk om te verduurzamen, terwijl consumenten met een hoge energierekening zitten waar ze in veel gevallen geen invloed op hebben, bijvoorbeeld omdat ze huren of niet de financiële middelen hebben voor isolatie. Daarom gaan we de tarieven in de energiebelasting meer gelijktrekken.
  • Investeren in onderzoek en innovatie met nationale technologiestrategie. De overheid gaat actief mee-investeren in baanbrekende innovaties: van fundamenteel en praktijkgericht onderzoek op universiteiten en hogescholen tot commerciële toepassing in innovatieve bedrijven. De komende jaren werken we samen met het bedrijfsleven stapsgewijs toe naar de OESO-norm van 3%. Ook komt er een nationale technologiestrategie, waarmee we meerjarig inzetten op een beperkt aantal technische ontwikkelingen die door wetenschap, industrie en maatschappelijk middenveld als kansrijk worden gezien én die bijdragen aan het oplossen van urgente maatschappelijke uitdagingen. We zoeken daarbij aansluiting bij het innovatie- en industriebeleid van de EU. De verschillende onderzoeks- en innovatiefondsen brengen we onder bij één instantie, bijvoorbeeld de Nationale Investeringsbank (zie uitgebreider voorstel bij ‘Een toekomstbestendige financiële sector’).).
  • Bredere toegang tot maatschappelijk relevante innovaties. Publiek gefinancierde innovaties moeten publiek rendement opleveren. We zorgen ervoor dat wanneer de overheid mee-investeert in onderzoek en ontwikkeling, de innovaties die daaruit voortkomen publiek beschikbaar worden gesteld. We stimuleren het delen van kennis en maatschappelijk relevante innovaties door de duur van patenten, op bijvoorbeeld medicijnen, te verkorten.
  • Een waterstof-hub in Noordwest-Europa. Samen met onze buurlanden bouwen we aan een Noordwest-Europese waterstofhub. Doordat de overheid mee-investeert komen het hoofdnetwerk voor de distributie van waterstof en een deel van de productiecapaciteit in publieke handen. Daarnaast levert de overheid financiële en diplomatieke steun voor de totstandkoming van sociaal- en ecologisch duurzame internationale waterstofketens, bijvoorbeeld door verdragen te sluiten met landen waar veel zon en wind beschikbaar is. We introduceren een waterstofladder, zodat we alleen toepassingen van groene waterstof stimuleren waarvoor geen duurzamere alternatieven voorhanden zijn.
  • Betere regulering industrieel gebruik van chemische stoffen. We gaan het gebruik van chemische stoffen door bedrijven beter reguleren. Chemische stoffen moeten in de hele productieketen te traceren zijn en giftige stoffen moeten worden uitgefaseerd. Er komt een totaalverbod op PFASX. Vergunningen voor het gebruik van chemische stoffen worden in de toekomst altijd tijdelijk en pas afgegeven nadat uit onderzoek is gebleken dat de stof niet schadelijk is voor de gezondheid (voorzorgsprincipe). Vergunningen voor stoffen die niet afbreken en voor eeuwig in het milieu blijven (‘forever chemicals’) worden niet meer afgegeven. Ook komen er strengere richtlijnen voor het dumpen van industrieel afval. Grote bedrijven als Tata en Chemours kunnen nu nog te makkelijk hun afval (staalslakken, granuliet en PFAS) elders in het land dumpen tegen lage prijzen. We passen de wet aan zodat de slachtoffers van milieuverontreiniging niet achteraan staan bij een eventueel faillissement van een bedrijf.
  • Geen extra subsidie voor ondergrondse opslag CO2. Het ondergronds opslaan van CO2, ook wel carbon capture storage (CCS), is een tijdelijke oplossing die grote vervuilers in staat stelt om langer te wachten met het overschakelen naar duurzame energie. We gaan daarom niet nog meer gemeenschapsgeld stoppen in CCS dan al is afgesproken. Dat geld kunnen we immers maar één keer uitgeven en wij steken het liever in hernieuwbare energie.
  • Naar een circulaire economie. Nederlandse bedrijven en producten die in Nederland worden verkocht zijn volledig circulair in 2050. Er komen tussendoelen op weg naar 2050. In het grondstoffenbeleid komt het afzien van producten voorop te staan, gevolgd door intensiever gebruik (delen), verbetering van de materialen efficiëntie, verlenging van de levensduur, hergebruik, reparatie en recycling. We bevorderen de vervanging van schaarse door minder schaarse grondstoffen, en de vervanging van fossiele en minerale grondstoffen door biobased grondstoffen. We zetten ons in voor ambitieuze Europese wetgeving om producten een langere levensduur te geven (ecodesign) en een recht op reparatie in te voeren. De retourpremie op elektronica wordt uitgebreid om inleveren te bevorederen. Ook steunen we de invoering van Europese verplichtingen voor fabrikanten en importeurs om een oplopend percentage gerecyclede grondstoffen te gebruiken in nieuwe producten Voor individuele productgroepen, waaronder textiel en plastics komen specifieke circulariteitsdoelen. In 2030 bestaan alle plastic producten en verpakkingen voor 50% uit gerecycled plastic. Tot die tijd voeren we de verpakkingsbelasting voor producenten opnieuw in om het gebruik van onnodige verpakkingen te ontmoedigen.
  • Geen vernietiging van wat nog gebruikt kan worden. Kapitaalvernietiging en materiaalverspilling door vernietiging van nog goed te gebruiken producten wordt verboden. Producten worden altijd eerst goedkoper en uiteindelijk gratis aangeboden voordat zij worden gerecycled, vernietigd of geëxporteerd naar landen waar dat tot marktverstoring leidt. Verkopers worden verantwoordelijk gemaakt om ervoor te zorgen dat voedsel en andere producten afgeprijsd worden verkocht en anders weggegeven. Producten zoals elektronica en kleding waarbij kwaliteit en garantie niet gewaarborgd kunnen worden, kunnen ook gratis worden aangeboden
  • Afval te lijf. We houden vast aan de doelstellingen voor gescheiden inzameling, hergebruik en recycling. We verhogen de afvalstoffenbelasting op het storten en verbranden van afval. We stimuleren de afvalbranche en innovatieve bedrijven om te komen met nieuwe duurzame verdienmodellen met secundaire grondstoffen. Circulaire koplopers krijgen meer steun van de overheid bij kennisuitwisseling, het samenwerken in circulaire ketens en het verkrijgen van de einde-afvalstatus voor grondstoffen die op veilige wijze hergebruikt of gerecycled kunnen worden.
  • Aanjaagprogramma bedrijventerreinen. Er komt een landelijk programma om bedrijventerreinen te vergroenen en toegankelijk te maken voor openbaar vervoer en andere vormen van duurzame (deel)mobiliteit. Verouderde bedrijventerreinen worden geherstructureerd, zodat deze gebruikt worden voor de woningbouw en werkgelegenheid van de toekomst.
  • Plan voor data- en logistieke centra. Alvorens nieuwe centra worden gebouwd, komt er een plan voor data- en logistieke centra. En zolang de maatschappelijke waarde voor Nederland beperkt of onduidelijk is, stellen we strenge eisen aan het gebruik en de ontwikkeling van logistieke- en datacentra. Voor reeds gerealiseerde panden komt een afdwingbaar programma om binnen tien jaar aan dezelfde eisen te voldoen als nieuwe centra. We voorkomen onnodige logistieke bewegingen door verzendkosten altijd door te laten berekenen en gratis retourneren te ontmoedigen. We stoppen met de standaard van ‘de volgende dag bezorgd’ en stimuleren de ontwikkeling en het gebruik van ophaalpunten en lokale emissievrije logistiek.
  • Handhaven, handhaven, handhaven. Wij gaan de komende jaren een flinke impuls geven aan handhavende instanties die mens, dier en milieu beschermen. Denk aan de Arbeidsinspectie, de inspectie voor de Leefomgeving en Transport, de NVWA, de omgevingsdiensten, FIOD, etc. We geven ze meer middelen en houden hun bevoegdheden tegen het licht om te bezien of deze instanties scherpe tanden hebben. Ook gaan we na of de strafmaat van overtredingen voldoende effectief is.

2.4 Een toekomstbestendige financiële sector

  • Een financieel stelsel dat stabiel is. We pleiten in EU-verband voor hogere buffereisen voor banken. Er komt een strikte scheiding tussen zakenbanken en consumentenbanken en we vervolmaken de Europese bankenunie. We zetten ons in voor nationale en internationale regelgeving die de macht van de grootste banken, vermogensbeheerders en verzekeraars inperkt, en bieden zo ruimte voor pioniers die de sector aanzetten tot verandering. Met een Europese financiële transactietaks ontmoedigen we de speculatieve handel in financiële producten die handelaren en andere partijen in de financiële sector flinke winsten oplevert, maar de stabiliteit van het financiële stelsel ondermijnt. Door de invoering van een digitale euro via de Europese Centrale Bank, waarmee betaald en gespaard kan worden, verkleinen we de afhankelijkheid van commerciële banken. Contant geld blijft in omloop.
  • Een financiële sector die veilig is. Nieuwe financiële producten laten we testen door toezichthouders om te voorkomen dat mensen slachtoffer worden van misleidende financiële producten, zoals woekerpolissen. Tegen piramidespellen en andere beïnvloeding door influencers wordt harder opgetreden door toezichthouders. De gedragscode waarin is geregeld hoe banken met betaalgegevens van klanten dienen om te gaan scherpen we aan, en banken mogen deze betaalgegevens niet verkopen aan derden. De Volksbank blijft een nutsbank met een maatschappelijke missie en gaat niet naar de beurs. Een administratiekantoor ziet erop toe dat het bestuur alle bij de bank betrokken partijen op een evenwichtige manier bedient.
  • Een financiële sector die groen is. We gaan zowel in Europa als in Nederland de financiële sector vergroenen. We vergroenen de bankenbelasting en gaan klimaat- en duurzaamheids-gerelateerde risico’s zwaarder meewegen in het macroprudentieel toezicht op financiële instellingen: hoe hoger de risico’s, hoe hoger de kapitaaleisen. Er komt een klimaatplicht voor financiële instellingen: zij moeten de impact op mens, milieu, natuur en klimaat als gevolg van de hele keten van hun financieringen en beleggingen afbouwen. De afbouwplannen moeten inzichtelijk maken wat het afbouwpad is en tenminste in lijn zijn met de Klimaatwet. Ze gaan transparant rapporteren over hun inspanningen en resultaten wat betreft de verduurzaming van hun beleggingsportefeuilles. De Europese Verordening met betrekking tot informatieverstrekking over duurzaamheid (SFDR) wordt van toepassing op alle investeringsfondsen. We maken het voor pensioenfondsen mogelijk om meer langetermijninvesteringen te doen in duurzaam vastgoed, infrastructuur voor hernieuwbare energie, en in aandelen van bedrijven die de duurzaamheidstransitie vooruithelpen. Daartoe passen we de in het toezicht gereguleerde rekenregels en modellen voor pensioenfondsen aan. De Nederlandse exportkredietverzekering stopt per direct met alle fossiele steun en richt zich op activiteiten die een positieve bijdrage leveren aan mensen, klimaat en milieu. Financiële instellingen wordt verboden te investeren in nieuwe fossiele projecten. Er komt een vergelijkbaar verbod op de financiering van activiteiten die mensenrechten, biodiversiteit, dierenwelzijn en ecosystemen hier of elders in de wereld ernstige en onomkeerbare schade toebrengen. En we maken ons in Europees verband sterk voor een prominentere rol voor duurzaamheidsoverwegingen in het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank.
  • De opbouw van een Nationale Investeringsbank. Investeringsfonds Invest-NL bouwen we uit tot een Nationale Investeringsbank waarmee we investeringen in duurzaamheidsprojecten (mede-)financieren (zowel in vreemd als eigen vermogen) die nu niet of onvoldoende van de grond komen. Denk bijvoorbeeld aan mkb-bedrijven die moeilijk aan het benodigde durfkapitaal komen. Ook kan de Nationale Investeringsbank activiteiten verrichten die het makkelijker maken voor grote institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, om zulke investeringen te doen.