6.3 Onderwijs voor kansen en ontwikkeling

Het onderwijs als gelijkmaker

  • Een kansrijke start met publieke kinderopvang. De focus van kinderopvang moet liggen op de pedagogisch-didactische visie in plaats van de functie als arbeidsmarktinstrument. Daarom verschuiven wij kinderopvang met het daarbij behorende budget van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar het ministerie van Onderwijs. Ook maken wij van de kinderopvang een publieke basisvoorziening zonder winstoogmerk. Stapsgewijs zorgen we ervoor dat alle kinderen alle dagen van de werkweek gratis naar de kinderopvang en de bso kunnen. In de tussentijd zorgen we er met een prijsplafond voor dat kinderopvang voor iedereen toegankelijk is. Kinderen met een taalachterstand, eenoudergezinnen en gezinnen met een sociaal medische indicatie krijgen voorrang en worden passend ondersteund. Om de personeelstekorten tegen te gaan, brengen we de kinderopvang onder in één cao voor het hele funderend onderwijs. Ook bieden we meer ontwikkelmogelijkheden. Pedagogisch medewerkers in opleiding krijgen een minimale stagevergoeding van € 750 per maand.
  • Meer ontwikkelkansen door personeelstekorten op te lossen. Ons doel is dat iedereen in staat wordt gesteld om zich gedurende het leven te kunnen ontwikkelen. Dat begint met kinderopvang als basisvoorziening en eindigt met goede toegang tot mogelijkheden voor een leven lang leren. Een van de grote obstakels om dit te realiseren is het tekort aan leraren, ondersteuners in de klas en pedagogisch medewerkers. We maken daarom het vak van leraar aantrekkelijker door meer zeggenschap te geven op de werkvloer, papierwerk terug te dringen en de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijker te maken. In alle onderwijssectoren, van basis- tot universitair onderwijs, krijgen de mensen die het werk doen het recht om te beslissen over de besteding van de zogenaamde werkdrukmiddelen en krijgen ze meer invloed op het curriculum en de besteding van extra onderwijsgelden. Het salaris van leraren maken we minder afhankelijk van het niveau waarop zij lesgeven. Een leraar op het vmbo is wat ons betreft evenveel waard als een leraar op het vwo of in het speciaal onderwijs. Om het tekort aan schoolleiders terug te dringen, zorgen we ervoor dat schoolbesturen kwalitatief en kwantitatief gaan investeren in schoolleiderschap. We voeren in het hele primair onderwijs een minimale stagevergoeding in van € 750 per maand. Zij-instromers die de overstap naar het onderwijs maken, krijgen daarnaast een overgangsvergoeding als zij terugvallen in inkomen. We zorgen ervoor dat beginnende leraren ook na hun opleiding voldoende begeleiding krijgen en geven alle leraren een permanent recht op bijscholing.
  • Extra aanbod op school. We zetten in op financiering voor gemeenten zodat gezond ontbijt wordt aangeboden en een gezonde lunch voor leerlingen die niet naar huis gaan. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze taak op het bordje van de leraren terecht komt. In alle scholen is alleen nog maar gezond en verantwoord voedsel te krijgen. Daarnaast kunnen aanvullende taallessen worden aangeboden. We faciliteren de ontwikkeling naar brede scholen en integrale kindcentra. We ondersteunen samenwerking tussen de opvang en scholen door de voorwaarden samen te brengen in één wettelijk kader en één financieringsstructuur. Om de kansen van kinderen te vergroten zijn in verschillende regio’s rijke schooldagen ingevoerd: elk kind krijgt een rijk programma met sport, dans, cultuur, techniek, natuur, begeleiding en nabije zorg met een goede balans tussen inspanning en ontspanning. Wij willen deze ontwikkeling van rijke schooldagen doorzetten en op termijn verder uitbreiden in de rest van het land.
  • Echt gelijke kansen. We verhogen de salarissen van onderwijspersoneel op scholen met veel kwetsbare kinderen structureel. Deze scholen krijgen kleinere klassen en we zorgen voor extra klassenassistenten en extra middelen voor ondersteuning in de klas. Ook scholen in krimpregio’s kunnen een beroep doen op deze toelage. Op termijn willen we dat alle scholen kleinere klassen hebben. Gemeenten krijgen middelen en ruimte om passende woningen toe te wijzen aan leraren of kunnen aan hen bijvoorbeeld gratis parkeervergunningen verstrekken. We zorgen dat er een eerlijke en transparante plaatsingsprocedure plaatsvindt en onderzoeken de mogelijkheden om gemeenten hierin een sturende rol te geven. Er komen medewerkers die de speciale taak hebben om in het belang van het kind de verbinding te leggen tussen ouders, school, jeugdzorg en armoedebestrijding. Deze ‘brugfunctionarissen’ kunnen echt het verschil maken en ervoor zorgen dat kinderen mee kunnen blijven doen en hun talenten kunnen ontwikkelen.
  • Bijles gericht op tegengaan achterstanden. Zolang de kwaliteit van het onderwijs niet verhoogd is en achterstanden niet zijn weggewerkt, krijgen scholen ruimte om met eigen (vak)docenten of in samenwerking met maatschappelijke organisaties bijles te organiseren. Publiek gefinancierde scholen mogen niet meer samenwerken met commerciële bijlesorganisaties en we dringen de sponsoring van scholen door commerciële partijen terug. Commerciële bijlesinstituten gaan net als andere bedrijven omzetbelasting betalen.
  • Latere selectie. We geven extra subsidie aan brede brugklassen (brede brugklasbonus) en zorgen ervoor dat lerarenopleidingen beter toegerust worden om leraren hierin te scholen. We werken op termijn toe naar een systeemverandering: pas na de derde klas van de middelbare school krijgt een leerling een definitief schooladvies, zodat kinderen meer tijd krijgen zich te ontwikkelen en langer bij elkaar in de klas zitten. Ook gaat dit de onderadvisering te lijf. Dat betekent niet dat kinderen allemaal op hetzelfde niveau onderwijs moeten krijgen: gedifferentieerd lesgeven in brede brugklassen is een belangrijke vereiste om elk kind, van moeilijk lerend tot hoogbegaafd, het onderwijs te bieden dat hij of zij nodig heeft.
  • Passend onderwijs. We leggen landelijk vast welke ondersteuning ieder kind minimaal moet krijgen, rekening houdend met regionale en lokale omstandigheden. Leraren moeten in de lerarenopleiding al goed worden voorbereid op de omgang met zorgleerlingen en leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Wij streven naar inclusief onderwijs waarbij kinderen met en zonder beperking samen naar school gaan, zoveel mogelijk in hun eigen buurt. Het is cruciaal dat we thuiszitters helpen om hun weg terug te vinden naar het onderwijs. Hiervoor zorgen wij voor een betere samenwerking en financiële ontschotting tussen onderwijs en zorg, met flexibelere regelgeving en meer mogelijkheden tot maatwerk.
  • Speciale aandacht voor (voorgezet) speciaal onderwijs. Om goede mensen aan te trekken zorgen we dat leraren in het voortgezet speciaal onderwijs meer salaris en bijscholingsmogelijkheden krijgen en een lagere (administratieve) werkdruk. Daarnaast zal op lerarenopleidingen kennis en expertise over lesgeven in het speciaal onderwijs worden verbeterd en vergroot. Jongeren krijgen de mogelijkheid om ook na hun twintigste speciaal onderwijs te blijven volgen als dat nodig is. Ook zij krijgen zicht op een leven lang leren, want we geven sociale werkplekken de ruimte om daarin te voorzien.
  • Een startkwalificatie voor iedereen. We brengen het aantal vroegtijdig schoolverlaters naar beneden. We investeren fors in het praktijkonderwijs en de kwaliteit van het vmbo-onderwijs, onder andere door te investeren in goede studiebegeleiding en de salarisverschillen tussen vmbo’s en andere schooltypes aan te pakken. Daarnaast maken we vmbo- en mbo-scholen gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede overgang van leerlingen. We verruimen de mogelijkheden om al op het vmbo een startkwalificatie te halen zonder dat leerlingen hiervoor naar een andere school hoeven. Dat doen we desnoods via het verlengen van het vmbo-onderwijs naar vijf jaar. Wanneer bedrijven jongeren vroegtijdig een baan aanbieden, moeten er afspraken komen om alsnog een diploma te halen.
  • Theoretisch en praktisch even belangrijk maken. We schaffen het systeem af waarbij scholen bonus- en strafpunten krijgen als leerlingen van niveau veranderen. We zorgen ervoor dat kinderen niet vroegtijdig worden vastgepind op een praktische of theoretische leerroute. Dat kan door leerlingen op het vwo ook mbo-vakken te geven (en omgekeerd), of door theorie- en praktijkgerichte opleidingen meer te laten samenwerken, bijvoorbeeld in gezamenlijke projecten.
  • Mentale gezondheid in het onderwijs. We blijven scherp letten op de prestatiedruk in zowel het primair als het voortgezet onderwijs en moedigen scholen aan om in gesprek te gaan met leerlingen over mentale gezondheid. Ook gaan we preventieve lessen aanbieden over mentale gezondheid in het PO en VO.

De school en de schoolomgeving

  • Verantwoorde digitalisering op scholen. Onderwijsinstellingen moeten scherp zijn op de digitale kloof. Zij moeten daarvoor garanderen dat elke jongere voldoende geletterd en gecijferd het onderwijs verlaat. We stellen scherpe richtlijnen op over de toegestane soft- en hardware en stimuleren coöperatieve of publieke alternatieven voor digitaal onderwijs die gebasseerd zijn op publieke waarden. Het gebruik van software in het onderwijs die je (on-)opvallend volgt wordt verboden. Mediawijsheid en kennis van digitalisering zijn belangrijke democratische burgerschapsvaardigheden die een essentieel onderdeel vormen van het kerncurriculum van het onderwijs. Daar komt permanent aandacht voor in bijscholing van leraren.
  • Goede omgang met diversiteit in scholen. Alle scholen moeten veilig zijn voor iedere leerling, ongeacht seksuele gerichtheid, genderidentiteit, geloof, huidskleur of beperking. We zorgen dat een goede omgang met diversiteit wordt verankerd in de (bij-)scholing van ondewijspersoneel. We streven ernaar dat docenten zich bijvoorbeeld bewust zijn van de risico’s van school- of loopbaanadvisering op basis van vooroordelen en kennis hebben van pedagogiek en didactiek ten aanzien van neurodiversiteit (autisme, ADHD et cetera). Bij investeringen in nieuwbouw eisen we toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Scholen worden aangemoedigd om stilteruimtes in te richten. Voor het aanpakken en voorkomen van maatschappelijke problemen als racisme, discriminatie en uitsluiting, krijgt burgerschap een prominente rol in het onderwijscurriculum. Alle scholen geven voorlichting over relaties, (online) seksualiteit, het aangeven van wensen en grenzen en sekse-, gender- en seksuele diversiteit.
  • Onderwijsvrijheid voor het kind. Het is hoog tijd om artikel 23 van de Grondwet te moderniseren. Vanzelfsprekend eisen we dat alle scholen de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat onderschrijven. Scholen wordt nadrukkelijk verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond. Ouders krijgen geen leerplichtontheffing en geen vergoeding voor het leerlingenvervoer meer voor hun kind op grond van geloofsovertuiging.
  • Aanpakken van segregatie. Het categoriale onderwijs in Nederland brengt sociaaleconomisch, maar zeker ook sociaal-cultureel, de werelden niet dichter bij elkaar. We willen dat er door schoolbesturen meer wordt gedaan om segregatie tegen te gaan en geven gemeenten daarom de mogelijkheid om hier sturing aan te geven. Dat betekent: sturing op onderwijshuisvesting, een transparant aannamebeleid, extra investeren in de scholen waar de meeste achterstanden zijn, afschaffen van de ouderbijdrage, inzet op brede schoolgemeenschappen en beloningen voor besturen die het goed doen.
  • Duurzamere scholen. Het verduurzamen en vergroenen van schoolgebouwen en schoolpleinen is een essentieel onderdeel van een goed leerklimaat voor leerlingen en leraren. Daarvoor moeten er voldoende middelen ter beschikking van gemeenten komen. Zo ook voor de gestegen bouwkosten en de moderne eisen die aan schoolgebouwen worden gesteld. De groene buitenruimte die scholen hebben, moet na schooltijd zo mogelijk toegankelijk zijn voor de buurt.
  • Meer samenwerking. We halen alle prikkels uit de bekostiging en de beoordeling van scholen die scholen aanmoedigen te concurreren of te kiezen voor schaalvergroting. Lokale overheden krijgen daarnaast de bevoegdheid om samenwerking tussen schoolbesturen af te dwingen. Samenwerkende scholen gaan gezamenlijke invalpools oprichten, met leraren die inspringen bij ziekte of uitval, zodat we de dure inhuur via commerciële uitzendbureaus kunnen uitbannen.
  • Goede besteding van geld. De onderwijsinspectie krijgt meer bevoegdheden om scholen te controleren en te corrigeren op de besteding van onderwijsgeld. We oormerken onderwijsgeld dat is bedoeld voor onderwijzend personeel, het wegwerken van onderwijsachterstanden en zorgleerlingen. Scholen kunnen rekenen op meer structurele financiering, in plaats van losse tijdelijke subsidies.

Een (h)eerlijke studietijd

  • Gelijkwaardig mbo. Mbo-studenten krijgen dezelfde mogelijkheden als andere studenten als het gaat om bijvoorbeeld de introductieweek en lidmaatschap bij studenten-, sport-, of gezelligheidsverenigingen. We willen daarnaast ook een harmonisatie van de rechten die studenten op het hbo of de universiteit hebben, en betere inspraak van mbo-studenten. We verhogen de beloning van leraren en ondersteunend personeel in het vmbo en mbo. Mbo-docenten krijgen meer tijd voor het begeleiden van stages en het opzetten van praktijkgerichte opdrachten. De stagevergoeding voor bbl-trajecten gaat omhoog, zolang de rechten voor mbo-studenten nog niet hetzelfde zijn als die van andere studenten.
  • Mbo als maatschappelijke partner. Om zijn maatschappelijke taak serieus op te pakken heeft het mbo meer regelvrijheid nodig om opleidingen flexibel vorm te geven. Nu zitten studenten regelmatig gevangen in een kwalificatiedossier en is er te vaak sprake van een eendimensionale opleiding richting een bepaald beroep. Ook om in te kunnen spelen op de snel veranderende arbeidsmarktbehoeften zoals bijvoorbeeld groene en digitale banen, moet er meer regelruimte worden gecreëerd.
  • Het hbo in positie. Hogescholen spelen een cruciale rol in de opgaven waar Nederland voor staat. Ook dragen zij, binnen het hoger onderwijs, als geen ander bij aan emancipatie. Daarom investeren wij in het praktijkgericht onderzoek, omdat dat onder andere bijdraagt aan de oplossing van maatschappelijke problemen. We erkennen en ondersteunen een rol van het hbo in de regio. In samenwerking met andere partijen, zoals O&O-fondsen en arbeidsmarktregio’s, krijgen het mbo, hbo en wo onderwijs een formele rol in leven lang ontwikkelen.
  • Betere stageplaatsen. Het stagesysteem gaan we versoepelen zodat studenten makkelijker terecht kunnen bij een leerbedrijf in een andere sector. Stagediscriminatie bestrijden we door onderwijsinstellingen te verplichten om stageplekken toe te wijzen in plaats van studenten te laten solliciteren. Voor alle stages, ook voor hbo’ers of de universiteit, voeren we een minimale stagevergoeding in.
  • Een fijne studietijd. Het terugdringen van de enorme prestatiedruk onder studenten maken we de komende jaren topprioriteit. Dat doen we onder meer door van het bindend studieadvies een niet bindend advies te maken. Het profileringsfonds, dat studenten ondersteunt die vertraging oplopen door ziekte, zwangerschap of lidmaatschap van een medezeggenschapsorgaan, breiden we uit. We roepen een halt toe aan hogere collegegelden voor zogenaamde honours-programma’s. We richten een landelijk Eerste Generatie Studiefonds op voor studenten die de eerste in hun gezin zijn die een theoretische opleiding volgen. Middels dit fonds worden zij ondersteund in het overbruggen van klassenverschillen. Dat kan door materiële hulp zoals geld voor een laptop of een onderzoeksverblijf in het buitenland, of immateriële hulp als coaching en lotgenotencontact.
  • Hulp voor jongeren met studieschuld. We komen jongeren tegemoet die grote schulden als gevolg van het leenstelsel zijn aangegaan tijdens hun studietijd. Door de stijgende rente kost dit maandelijks steeds meer geld en dit heeft grote invloed op het kunnen kopen van een woning. We geven jongeren meer zekerheid door de rente te maximeren. Ook trekken we het verschil in rente tussen mbo en hbo/wo gelijk. Mensen die door hun inkomen moeite hebben met terugbetalen, hoeven minder af te lossen. We zorgen dat de studieschuld geen belemmering meer mag zijn bij het aangaan van een hypotheek en dat hypotheekverstrekkers daarvoor meer ruimte krijgen voor maatwerk.
  • Grip op internationalisering. We herbezien de huidige bekostigingssystematiek, zodat instellingen een hoger vast bedrag krijgen en de financiering op basis van studentenaantallen wordt verlaagd. Vluchtelingenstudenten mogen niet geconfronteerd worden met hogere collegegelden dan studenten die behoren tot de landen binnen de Europese Economische Ruimte. We scherpen de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan, zodat de keuze voor Engelstalige opleidingen beter onderbouwd wordt. Van de minister verwachten we strenger toezicht.
  • Meer evenwicht op universiteiten en hogescholen. We maken de financiering van het onderwijs op universiteiten en hogescholen minder afhankelijk van aantallen uitgereikte diploma’s, zodat er meer rust ontstaat bij onderwijsinstellingen en er een kleinere prikkel is om zo veel mogelijk diploma’s uit te reiken. Verder creëren we meer zekerheid in de financiering zodat universiteiten en hogescholen sneller vaste contracten kunnen aanbieden en onderzoekers niet voortdurend bezig zijn om te concurreren voor onderzoeksgeld. We onderzoeken hoe we tot meer evenwicht kunnen komen in de onderzoeksfinanciering tussen de verschillende wetenschapsgebieden. Het aanpakken van de grote maatschappelijk problemen van onze tijd, zoals de klimaat- en biodiversiteitscrisis en de armoede en sociale ongelijkheid, vergen een interdisciplinaire aanpak waarvoor de wetenschapsfinanciering beter in balans moet zijn.
  • Meer toegankelijk en onafhankelijk onderzoek. ‘Open science’ wordt op termijn de norm voor al het onderzoek dat met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd.In plaats van onderzoek te voeren in opdracht van één of meerdere bedrijven, richten we een fonds op waar bedrijven aan kunnen doneren waarna zij in overleg met het fonds een onderzoeksopdracht formuleren. Het fonds houdt toezicht op de maatschappelijke waarde van dit onderzoek en de onafhankelijke uitvoering hiervan.
  • Meer medezeggenschap in het onderwijs. Inspraak van studenten moet beter geregeld worden. We breiden de bevoegdheden van studentenraden en opleidingscommissies uit en scherpen de verantwoordingsplichten van besturen aan. We introduceren een duidelijke richtlijn voor onderwijsinstellingen, van mbo tot de universiteit, hoe zij de medezeggenschap actief moeten faciliteren. Basis- en middelbare scholen gaan we actiever houden aan hun plicht om een leerlingenraad te hebben. Op basis- en middelbare scholen zal ook de leerlingenraad actief betrokken moeten worden bij besluitvorming. We zetten ons in voor het vormgeven van leerlingeninspraak op scholen via leerlingenraden en zullen deze ondersteunen.
  • Een eerlijke basisbeurs. Studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd verliezen hun jaren basisbeurs niet. Zij maken dus aanspraak op de basisbeurs, ook als zij onder het leenstelsel studiefinanciering hebben ontvangen. De tijdelijke verhoging van de basisbeurs om inflatie te compenseren wordt permanent. Daarnaast stijgt de beurs jaarlijks mee met de inflatie.

Persoonlijke ontwikkeling houdt nooit op

  • Iedereen kan een leven lang leren. Iedereen die zestien jaar wordt krijgt een ontwikkelingsbudget dat het hele leven gebruikt mag worden om een opleiding of cursus te volgen. We leren van de ervaringen met het STAP-budget door alle opleidingen en cursussen vooraf te toetsen op hun professionele en maatschappelijke waarde.
  • Toegankelijk publiek volwassenonderwijs. Bij het terugdringen van ongeletterdheid en laaggeletterdheid, het aanleren van digitale vaardigheden maar ook bij onze moderne samenleving die vraagt om steeds langer te werken, hoort een aanbod waarmee mensen zich een leven lang kunnen blijven ontwikkelen en dus om- en bijscholen. Opleidingsorganisaties zonder winstoogmerk krijgen een centrale rol in het aanbieden van cursussen en opleidingen. Gemeenten en het nieuw op te richten Huis van de Arbeid krijgen meer ruimte om mensen actief scholing aan te bieden, waarbij onderwijs in basisvaardigheden gratis wordt aangeboden. We stellen eisen aan gesubsidieerde scholingstrajecten bij private onderwijsbedrijven.
  • Inburgeringsonderwijs als basis. Bij voorkeur organiseren we het inburgeringsonderwijs op reguliere onderwijsinstellingen, waarbij we zorgen voor structurele financiering van de onderwijsroute. Enkel erkende taalbureaus of instellingen mogen taalonderwijs geven. De kwaliteit van het taal- en inburgeringsonderwijs wordt gecontroleerd door de Onderwijsinspectie of een andere daartoe gekwalificeerde instantie. We zorgen ervoor dat NT2-docenten betere arbeidsvoorwaarden krijgen. Ook verbeteren we de erkenning van diploma’s die in het buitenland zijn behaald.