3.1 Baanzekerheid met betere beloning en bescherming

  • Een degelijk inkomen. We zorgen ervoor dat iedereen een vrij, waardig en zeker bestaan kan leiden. Vaak zijn het juist die mensen die onmisbaar werk doen in onze samenleving, zoals schoonmakers, bouwvakkers en supermarktpersoneel, die de meeste moeite hebben om rond te komen. Daarom verhogen we het minimumloon naar € 16 per uur (60% van het mediaan brutoloon) en verankeren het minimumloon op 60% van het mediane loon in de wet, in lijn met de Europese richtlijn. Het minimumloon gaat gelden voor iedereen vanaf achttien jaar en we passen ook de staffeling voor het jeugdloon onder de 18 jaar hierop aan. Uitkeringen als de AOW en de bijstand stijgen mee. We zorgen ervoor dat iedereen kan meedoen en niemand meer kopje-onder gaat. Dat doen we met een stevig sociaal vangnet, de invoering van publieke basisbanen, breed toegankelijke publieke voorzieningen en inkomensondersteuning die uitgaat van vertrouwen. Ook ieder kind doet mee. Ontwikkelkansen zoals sporten en muziekles horen niet af te hangen van de portemonnee van je ouders of van waar je woont. Daarom krijgen gemeenten extra middelen om gezinnen met lage inkomens te ondersteunen en komt er beleid specifiek gericht op het verstevigen van de positie van kwetsbare kinderen.
  • Zeker van werk. Onnodig veel mensen zitten zonder baan of zijn maatschappelijk inactief. Daarnaast zorgen de duurzaamheidstransitie en toenemende digitalisering voor een verschuiving van werk: sommige banen veranderen, andere verdwijnen en er ontstaan nieuwe banen. We zien het als een gezamenlijke opdracht voor werkgevers, werknemers en de overheid om ervoor te zorgen dat iedereen aan de slag kan en aan de slag blijft.
  • Behalen van startkwalificatie: We bieden mensen met een WW-uitkering vrijstelling van de sollicitatieplicht als zij hun startkwalificatie willen halen of als zij zich willen omscholen naar een belangrijke tekortsector.
  • Werkgarantiefonds: Een door werkgevers en overheid gevuld fonds biedt werknemers garantie op omscholing, van-werk-naar-werk-trajecten en financiële compensatie bij eventueel inkomstenverlies.
  • Van-werk-naar-werk-trajecten: Door een combinatie van opleiding, uitkering, aanvulling van de oude werkgever en inkomen bij de nieuwe werkgever, bieden we omscholing aan zonder onzekerheid over inkomen. We organiseren dit zoveel mogelijk via regionale werkcentra, waar bijvoorbeeld ook onderwijs aan laaggeletterden wordt georganiseerd.
  • Huis van de Arbeid: In elke regio komt een Huis van de Arbeid waar mensen online en fysiek terechtkunnen met al hun vragen over werk, loopbaan, scholing, laaggeletterdheid, begeleiding naar werk en het ontwikkelingsbudget. Ook werkgevers kunnen terecht bij het Huis voor gratis advies over goed werkgeverschap, duurzame inzetbaarheid en het begeleiden van mensen met een beperking. De loketten worden georganiseerd door gemeenten, het UWV, werkgevers- en werknemersorganisaties en de regionaal werkende onderwijsinstellingen, met structurele steun van de overheid.
  • Een 32-urige werkweek. Hoewel werken zeker een sociale functie kan hebben, is werk niet het hoogste goed in het leven. We werken aan een ontspannen en gezonde samenleving waarin iedereen de ruimte heeft om het eigen leven vorm te geven en om werk te combineren met andere belangrijk zaken, zoals(mantel)zorg of vrijwilligerswerk. Daarom streven we naar een 32-urige werkweek, met behoud van inkomen. Dit draagt bij aan een gelijkwaardige verdeling van arbeid en zorg tussen vrouwen en mannen. We vinden het belangrijk dat de personeelstekorten in cruciale sectoren zoals de zorg en het onderwijs hierbij niet verder oplopen.
  • Basisbanen voor betekenisvol werk. We geven iedereen het recht om betekenisvol werk te doen, ook als de arbeidsmarkt zogenaamd geen plek voor je heeft. Dat doen we door middel van basisbanen. Dat zijn banen voor mensen die onder de Participatiewet of Wajong vallen en ondanks begeleiding geen werk kunnen vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Gemeenten krijgen de middelen om deze banen te creëren in samenwerking met (sociale) ondernemingen, lokale maatschappelijke organisaties, sociale coöperaties en sociale ontwikkelbedrijven. Bijvoorbeeld bij sportclubs, in de ouderenzorg, het onderwijs en in de wijken.
  • Ruimte voor mensen met een beperking. We gaan door met de verplichting voor de overheid en grote bedrijven om banen te creëren voor mensen met een beperking. Werkgevers worden goed ondersteund met een no-riskpolis die kosten dekt bij ziekte of door begeleiding van de werknemer. We maken een einde aan de praktijk dat mensen onder het minimumloon worden betaald door het systeem van loondispensatie volledig te vervangen door loonkostensubsidie. Deze subsidie gaat ook gelden voor mensen die formeel geen beperking hebben, maar toch niet aan het werk komen. Mensen met een (arbeids)beperking voor wie de reguliere arbeidsmarkt geen passend werk biedt, kunnen in dienst bij sociale ontwikkelbedrijven. Daar doen zij beschut of aangepast werk, halen een diploma en krijgen begeleiding bij detacheringen of de doorstroming naar reguliere werkgevers. Het wordt gemakkelijker om periodes van werken in een aangepaste werkplek af te wisselen met een plek in het sociaal ontwikkelbedrijf.
  • Ondersteuning kleine werkgevers. We ondersteunen kleine werkgevers bij de loondoorbetaling bij ziekte. We verhogen de middelen voor de verzuim- en ontzorgverzekering die mkb’ers verzekert tegen de kosten van loondoorbetaling, die helpt met de re-integratieverplichtingen en die administratie uit handen neemt. Ook verlagen we de premie die kleine werkgevers betalen voor arbeidsongeschiktheid.
  • Goede contracten voor baanzekerheid. We belonen werkgevers die mensen in vaste dienst nemen; werkgevers die dat niet doen gaan meer betalen. De overheid stimuleert het aanbieden van vaste contracten door de looptijd van aanbestedingen en subsidies te verlengen. Ook neemt de overheid weer mensen zelf in dienst in plaats van diensten te outsourcen. We maken een einde aan nuluren- en oproepcontracten. Er blijven drie contractvormen over.
  • Werknemer: het uitgangspunt is dat je gewoon in loondienst bent bij je werkgever met een vast of tijdelijk contract.
  • Uitzendkracht: tijdelijk werk dat niet of moeilijk te voorspellen is of werk dat ontstaat bij uitval door ziekte kan een werkgever invullen met uitzendkrachten.
  • Zzp’er: voor werk dat geen onderdeel is van de organisatie, werk dat niet behoort tot de reguliere werkzaamheden van een organisatie of werk dat wel behoort tot de reguliere bedrijfsactiviteiten, maar waarvoor bijzondere kennis nodig is, kan een werkgever in de hoedanigheid van opdrachtgever een opdracht verstrekken aan zzp’ers, die voor eigen rekening en risico werken.
  • Ontslag wordt minder makkelijk. Bij een voorgenomen ontslag krijgt de werknemer de kans om gehoord te worden via een hoorzitting. De werknemer kan daarvoor ondersteuning krijgen met betaalbare rechtsbijstand. Concurrentiebedingen gaan zwaarder gemotiveerd worden om rechtsgeldig te zijn. Ook maken we een einde aan draaideurconstructies: de praktijk waarbij werkgevers en uitzendbureaus werknemers na drie tijdelijke contracten voor een halfjaar ontslaan, om hen daarna opnieuw tijdelijk in dienst te nemen voor hetzelfde werk. Werkgevers mogen voortaan nog maximaal twee tijdelijke contracten aanbieden binnen twee jaar, in plaats van drie tijdelijke contracten binnen drie jaar. Ook verlengen we de onderbrekingstermijn van een halfjaar naar vijf jaar. Dit gaat ook gelden voor seizoenswerkers, inclusief arbeidsmigranten. Uitzonderingen voor seizoenswerkers schaffen we af, waardoor ook arbeidsmigranten onder het gewone arbeidsrecht komen te vallen.
  • Beter beschermen uitzendkrachten, platformwerkers en kwetsbare zelfstandigen. We verkorten de duur van de meest onzekere periodes van uitzendwerk, de zogeheten fases. De duur van fase A (nu nog 78 weken) maximeren we op 26 weken. De duur van fase B (nu drie jaar) verlagen we naar twee jaar. Ook maken we het onmogelijk dat een uitzendkracht voor onbepaalde tijd (fase C) bij eenzelfde inlener aan de slag gaat. Platformwerkers, zoals fietsbezorgers, taxichauffeurs of schoonmakers, verdienen bescherming tegen ziekte en pech. We gaan strenger handhaven op schijnconstructies en werken daarbij risicogestuurd, door eerst te kijken naar sectoren zoals de maaltijd- en pakketbezorging. Het werknemer-tenzij-principe wordt ingevoerd: iemand is in principe een werknemer en heeft recht op sociale zekerheid, tenzij wordt aangetoond dat iemand werkt als zelfstandig ondernemer.
  • Zzp’ers, flexwerkers, huishoudelijk werkers en au pairs worden beter beloond en beschermd. Er komen sectorale minimumtarieven voor zzp’ers, die minimaal gelijk zijn aan de volledige kosten van een werknemer in loondienst. Het systeem van de flexibele werkloosheidspremie doet zijn werk. Wel maken we de beboeting van werkgevers steviger dan de 5% die het nu is. Huishoudelijk werkers geven we basiszekerheid door de Regeling dienstverlening aan huis te vervangen door een systeem van dienstencheques. Op termijn mogen au pairs minder uur per week/dag werken als onderdeel van een culturele uitwisseling of mogen ze meer uur werken, maar worden ze ook gezien als werknemers, inclusief bijhorende werknemersrechten.
  • Decriminalisering sekswerk. We willen een volledige decriminalisering van sekswerk en versterken de rechtspositie en veiligheid van sekswerkers. Sekswerkers krijgen dezelfde rechten en vrijheden als andere werknemers en zelfstandigen in de dienstverlenende sector. We zetten ons in om veilige werkplekken voor sekswerk mogelijk te maken. De sekswerk-branche valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.