2.3 Een innovatieve en duurzame economie

  • Duurzaam werk in de veranderende economie. De groene welzijnseconomie biedt volop werkgelegenheid, want er komen veel nieuwe banen bij in de maakindustrie en hoogwaardige technologie en in de publieke sector. Om scholieren goed voor te bereiden gaan we ze al in het primair onderwijs interesseren in technologie en techniek, zodat zij meer dan nu het geval is gaan kiezen voor technische vervolgstudies. Hier maken we structureel middelen voor beschikbaar. Mensen die hun baan zien veranderen of verdwijnen krijgen recht op een nieuwe baan met behoud van inkomen. Met een persoonlijk ontwikkelingsbudget en een omscholingsfonds maken we het makkelijker voor mensen om zich gedurende hun loopbaan te laten om- of bijscholen. Met de Werkgarantie en werk-naar-werk trajecten leiden we mensen naar nieuw werk in sectoren die kampen met personeelstekorten (lees ons uitgebreidere programmapunt bij ‘Baanzekerheid met betere beloning en bescherming’).
  • Stimuleren groen ondernemerschap. Zonder de innovaties, de investeringen en de banen van bedrijven kunnen we de uitdagingen van de toekomst niet aan. Het midden- en kleinbedrijf vormt de ruggengraat van onze economie. Veel ondernemers willen een goede werkgever zijn, maar kunnen niet concurreren met multinationals. Deze ondernemers willen we helpen: ondernemerschap omarmen we, risico’s afwentelen bestrijden we. We belonen werkgevers die mensen in vaste dienst nemen en we ondersteunen kleine ondernemers bij loondoorbetaling bij ziekte. Bedrijven die hun aandeel willen leveren aan een circulair, klimaatneutraal en natuurinclusief Nederland, kunnen eveneens op onze steun rekenen. Samen met ondernemers maken we vergroenings- en verduurzamingssubssidies minder complex en schrappen we onnodige regels die duurzaamheid in de weg staan. We maken aanbestedingsprocedures toegankelijker voor mkb-bedrijven. In de aanbestedingswet komt er een norm voor overheidsorganisaties om maatschappelijk verantwoord in te kopen. Ook passen we de wet aan, zodat maatregelen voor verbetering van natuur en leefomgeving extra punten opleveren.
  • Kleine winkeliers. We beschermen lokale ondernemers en kleine winkeliers, die vaak een belangrijke sociale rol vervullen in de buurt of hun dorp. We breiden de mogelijkheid tot huurbescherming uit, zetten vaker maatschappelijk vastgoed in en maken het voor bewoners en gemeenten gemakkelijker om te bepalen waar men vooral lokale middenstanders wil zien. We beperken de enorme concurrentie van online winkels door deze bedrijven de kosten door te laten berekenen van het terugsturen van producten en door de wildgroei van distributiecentra te beperken.
  • Aanpakken marktmacht. Terwijl lonen stagneren, stijgen winsten ongekend. De marktmacht en politieke macht van sommige bedrijven is onacceptabel groot. Dat willen wij aanpakken. Dominante bedrijven mogen niet langer de vrije hand krijgen in het opkopen van de concurrentie. Wij willen daarom een breed onderzoek naar het voorkomen van marktmacht op Europese en nationale schaal, waarbij het gedwongen opbreken van monopolies en individuele machtsposities onderdeel van de beleidsuitkomsten kan zijn. Speciale aandacht moet hierbij uitgaan naar Big Tech. De situatie waarin essentiële infrastructuur voor communicatie, informatie of betalingsverkeer in de handen van een paar multimiljardairs is komen te liggen, is maatschappelijk volstrekt onwenselijk.
  • Omslag naar een groene en rechtvaardige industriepolitiek. In 2040 is er geen netto CO2-uitstoot meer in de industrie. Er komt een concreet tussendoel voor de elektrificatie van de industrie. Subsidies zijn voortaan weggelegd voor bedrijven die goede banen aanbieden die vallen onder een cao en die aantonen dat zij een plek hebben in de groene economie van de toekomst. Dat doen ze door concrete afspraken te maken over het terugdringen van CO2-uitstoot, stikstof en giftige stoffen, en over hun impact op het oppervlaktewater en de bodem. Een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld de wetenschappelijke Klimaatraad, gaat de voortgang van de afspraken monitoren en waar nodig sanctioneren. Ook aan andere grote bedrijven die duurzaamheidssubsidies krijgen gaan we meer eisen stellen via een klimaatplicht: zij moeten inzichtelijk maken hoe de impact op mens, milieu, natuur en klimaat wordt afgebouwd binnen de hele keten. De afbouwplannen moeten ten minste in lijn zijn met de Klimaatwet. Naast de klimaatplicht komt er ook een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen van grote ondernemingen in de wet die ziet op de om- en bijscholing van werknemers en het welzijn en de gezondheid van omwonenden.
  • Eerlijke bijdrage van de grootste vervuilers. Het huidige stelsel van belastingen, heffingen en accijnzen zit vol met vrijstellingen en fiscale subsidies voor grootgebruikers en producenten van fossiele energie. Deze fossiele subsidies schaffen we zo snel mogelijk af en hier komt een concreet plan voor, want ze ondermijnen de prikkel voor bedrijven om te verduurzamen en geven juist een perverse prikkel om méér (fossiele) energie te verbruiken. Voor de zware industrie komt er een ambiteuzere en effectievere CO2-heffing, zodat zij een eerlijke prijs gaan betalen voor hun uitstoot. De gratis rechten op vervuiling die nu nog aan de industrie en de luchtvaart worden gegeven, stoppen we. Dankzij de Europese grensheffing – een heffing op de import van CO2-intensieve producten van buiten de EU – wordt voorkomen dat vervuilende bedrijven hun activiteiten verplaatsen naar andere landen.
  • Een goede besteding van ons klimaatgeld. De miljarden die zijn gereserveerd in het Klimaatfonds zijn gemeenschapsgeld. Geld dat doelmatig besteed moet worden en waar de hele samenleving van hoort te profiteren. Bedrijven krijgen voortaan alleen subsidies van de overheid als dat echt noodzakelijk is en als zij passen in de groene welzijnseconomie van de toekomst. Ook gaat de overheid voortaan meedelen in winsten uit investeringen die met subsidies zijn (mede)gefinancierd en worden technologische innovaties die mogelijk zijn gemaakt met overheidssubsidies breed inzetbaar in de energietransitie. Voor het geval dat bedrijven die subsidies ontvangen hun beloftes niet waarmaken, komt er een clawback-optie.
  • Een eerlijke en effectieve energiebelasting. De huidige energiebelasting is oneerlijk en ineffectief: het tarief van de belasting neemt af naarmate het gebruik groter wordt. Daardoor voelen grote vervuilers te weinig druk om te verduurzamen, terwijl consumenten met een hoge energierekening zitten waar ze in veel gevallen geen invloed op hebben, bijvoorbeeld omdat ze huren of niet de financiële middelen hebben voor isolatie. Daarom gaan we de tarieven in de energiebelasting meer gelijktrekken.
  • Investeren in onderzoek en innovatie met nationale technologiestrategie. De overheid gaat actief mee-investeren in baanbrekende innovaties: van fundamenteel en praktijkgericht onderzoek op universiteiten en hogescholen tot commerciële toepassing in innovatieve bedrijven. De komende jaren werken we samen met het bedrijfsleven stapsgewijs toe naar de OESO-norm van 3%. Ook komt er een nationale technologiestrategie, waarmee we meerjarig inzetten op een beperkt aantal technische ontwikkelingen die door wetenschap, industrie en maatschappelijk middenveld als kansrijk worden gezien én die bijdragen aan het oplossen van urgente maatschappelijke uitdagingen. We zoeken daarbij aansluiting bij het innovatie- en industriebeleid van de EU. De verschillende onderzoeks- en innovatiefondsen brengen we onder bij één instantie, bijvoorbeeld de Nationale Investeringsbank (zie uitgebreider voorstel bij ‘Een toekomstbestendige financiële sector’).).
  • Bredere toegang tot maatschappelijk relevante innovaties. Publiek gefinancierde innovaties moeten publiek rendement opleveren. We zorgen ervoor dat wanneer de overheid mee-investeert in onderzoek en ontwikkeling, de innovaties die daaruit voortkomen publiek beschikbaar worden gesteld. We stimuleren het delen van kennis en maatschappelijk relevante innovaties door de duur van patenten, op bijvoorbeeld medicijnen, te verkorten.
  • Een waterstof-hub in Noordwest-Europa. Samen met onze buurlanden bouwen we aan een Noordwest-Europese waterstofhub. Doordat de overheid mee-investeert komen het hoofdnetwerk voor de distributie van waterstof en een deel van de productiecapaciteit in publieke handen. Daarnaast levert de overheid financiële en diplomatieke steun voor de totstandkoming van sociaal- en ecologisch duurzame internationale waterstofketens, bijvoorbeeld door verdragen te sluiten met landen waar veel zon en wind beschikbaar is. We introduceren een waterstofladder, zodat we alleen toepassingen van groene waterstof stimuleren waarvoor geen duurzamere alternatieven voorhanden zijn.
  • Betere regulering industrieel gebruik van chemische stoffen. We gaan het gebruik van chemische stoffen door bedrijven beter reguleren. Chemische stoffen moeten in de hele productieketen te traceren zijn en giftige stoffen moeten worden uitgefaseerd. Er komt een totaalverbod op PFASX. Vergunningen voor het gebruik van chemische stoffen worden in de toekomst altijd tijdelijk en pas afgegeven nadat uit onderzoek is gebleken dat de stof niet schadelijk is voor de gezondheid (voorzorgsprincipe). Vergunningen voor stoffen die niet afbreken en voor eeuwig in het milieu blijven (‘forever chemicals’) worden niet meer afgegeven. Ook komen er strengere richtlijnen voor het dumpen van industrieel afval. Grote bedrijven als Tata en Chemours kunnen nu nog te makkelijk hun afval (staalslakken, granuliet en PFAS) elders in het land dumpen tegen lage prijzen. We passen de wet aan zodat de slachtoffers van milieuverontreiniging niet achteraan staan bij een eventueel faillissement van een bedrijf.
  • Geen extra subsidie voor ondergrondse opslag CO2. Het ondergronds opslaan van CO2, ook wel carbon capture storage (CCS), is een tijdelijke oplossing die grote vervuilers in staat stelt om langer te wachten met het overschakelen naar duurzame energie. We gaan daarom niet nog meer gemeenschapsgeld stoppen in CCS dan al is afgesproken. Dat geld kunnen we immers maar één keer uitgeven en wij steken het liever in hernieuwbare energie.
  • Naar een circulaire economie. Nederlandse bedrijven en producten die in Nederland worden verkocht zijn volledig circulair in 2050. Er komen tussendoelen op weg naar 2050. In het grondstoffenbeleid komt het afzien van producten voorop te staan, gevolgd door intensiever gebruik (delen), verbetering van de materialen efficiëntie, verlenging van de levensduur, hergebruik, reparatie en recycling. We bevorderen de vervanging van schaarse door minder schaarse grondstoffen, en de vervanging van fossiele en minerale grondstoffen door biobased grondstoffen. We zetten ons in voor ambitieuze Europese wetgeving om producten een langere levensduur te geven (ecodesign) en een recht op reparatie in te voeren. De retourpremie op elektronica wordt uitgebreid om inleveren te bevorederen. Ook steunen we de invoering van Europese verplichtingen voor fabrikanten en importeurs om een oplopend percentage gerecyclede grondstoffen te gebruiken in nieuwe producten Voor individuele productgroepen, waaronder textiel en plastics komen specifieke circulariteitsdoelen. In 2030 bestaan alle plastic producten en verpakkingen voor 50% uit gerecycled plastic. Tot die tijd voeren we de verpakkingsbelasting voor producenten opnieuw in om het gebruik van onnodige verpakkingen te ontmoedigen.
  • Geen vernietiging van wat nog gebruikt kan worden. Kapitaalvernietiging en materiaalverspilling door vernietiging van nog goed te gebruiken producten wordt verboden. Producten worden altijd eerst goedkoper en uiteindelijk gratis aangeboden voordat zij worden gerecycled, vernietigd of geëxporteerd naar landen waar dat tot marktverstoring leidt. Verkopers worden verantwoordelijk gemaakt om ervoor te zorgen dat voedsel en andere producten afgeprijsd worden verkocht en anders weggegeven. Producten zoals elektronica en kleding waarbij kwaliteit en garantie niet gewaarborgd kunnen worden, kunnen ook gratis worden aangeboden
  • Afval te lijf. We houden vast aan de doelstellingen voor gescheiden inzameling, hergebruik en recycling. We verhogen de afvalstoffenbelasting op het storten en verbranden van afval. We stimuleren de afvalbranche en innovatieve bedrijven om te komen met nieuwe duurzame verdienmodellen met secundaire grondstoffen. Circulaire koplopers krijgen meer steun van de overheid bij kennisuitwisseling, het samenwerken in circulaire ketens en het verkrijgen van de einde-afvalstatus voor grondstoffen die op veilige wijze hergebruikt of gerecycled kunnen worden.
  • Aanjaagprogramma bedrijventerreinen. Er komt een landelijk programma om bedrijventerreinen te vergroenen en toegankelijk te maken voor openbaar vervoer en andere vormen van duurzame (deel)mobiliteit. Verouderde bedrijventerreinen worden geherstructureerd, zodat deze gebruikt worden voor de woningbouw en werkgelegenheid van de toekomst.
  • Plan voor data- en logistieke centra. Alvorens nieuwe centra worden gebouwd, komt er een plan voor data- en logistieke centra. En zolang de maatschappelijke waarde voor Nederland beperkt of onduidelijk is, stellen we strenge eisen aan het gebruik en de ontwikkeling van logistieke- en datacentra. Voor reeds gerealiseerde panden komt een afdwingbaar programma om binnen tien jaar aan dezelfde eisen te voldoen als nieuwe centra. We voorkomen onnodige logistieke bewegingen door verzendkosten altijd door te laten berekenen en gratis retourneren te ontmoedigen. We stoppen met de standaard van ‘de volgende dag bezorgd’ en stimuleren de ontwikkeling en het gebruik van ophaalpunten en lokale emissievrije logistiek.
  • Handhaven, handhaven, handhaven. Wij gaan de komende jaren een flinke impuls geven aan handhavende instanties die mens, dier en milieu beschermen. Denk aan de Arbeidsinspectie, de inspectie voor de Leefomgeving en Transport, de NVWA, de omgevingsdiensten, FIOD, etc. We geven ze meer middelen en houden hun bevoegdheden tegen het licht om te bezien of deze instanties scherpe tanden hebben. Ook gaan we na of de strafmaat van overtredingen voldoende effectief is.