Op 1 mei 2024, Dag van de Arbeid, sprak Jesse Klaver de Spiekmanlezing uit in de Pelgrimvaderskerk in Rotterdam. Hier lees je de volledige tekst.
Inleiding
Beste,
Laat me u mee terugnemen naar het Rotterdam van begin vorige eeuw. Naar donderdag 15 augustus 1901, om precies te zijn. Een jongeman, nog maar 27 jaar, stapt die zomerse dag het statige stadhuis aan de Oude Kaasmarkt binnen. Hij is net verkozen als raadslid en zal beëdigd worden door de burgemeester. Gewoonlijk is dat een formaliteit: je wordt ingezworen en neemt vervolgens rustig je plek de zaal in.
Maar bij deze nieuwkomer liep het ietsjes anders. Hij krijgt van de burgemeester als enige een uitgebreid welkomstwoord. Want die heeft door dat het om een bijzondere gebeurtenis gaat. De jonge man neemt namelijk in z’n eentje zitting namens een nieuwe partij die nog niet eerder in de Rotterdamse gemeenteraad plaats had genomen.
Een partij die aan het begin van de eeuw een nieuw politiek tijdperk inluidt. Een partij die onderdeel uitmaakt van een beweging die Nederland fundamenteel wil veranderen. Die allianties wil smeden om het lot te verbeteren van hen die weinig hebben en een stem wil geven aan de ‘verdrukte klasse in hun strijd tegen de verdrukkers’.
Vrienden, die partij is de SDAP: de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de voorloper van onze Partij van de Arbeid. En de jongeman die op die zomerse dag het stadhuis binnenstapt, is er vanaf de oprichting bij. Zijn naam is Hendrik Spiekman, zoon van een Groningse schoenmaker. In Rotterdam zet hij zijn eerste stappen in de politieke arena. En toont hij zich meteen een echte sociaal-democraat.
Hij richt een kantoor op waar hij werkende mensen twee avonden per week van juridisch advies voorziet. Hij pleit tegen de eindeloze werkdagen van de havenarbeiders, die vaak meer dan 50 uur achtereen moesten doorploeteren om de schepen leeg te halen. En hij schrijft brochures waarin hij een lans breekt voor overheidsmaatregelen tegen armoede en werkloosheid. Voor minder ‘schipbreukelingen op de levenszee’, zoals hij dat noemde.
Aan de basis van iets groters
Beste aanwezigen, misschien dat Spiekman zich die zomerse donderdag nogal alleen heeft gevoeld aan de oude Kaasmarkt. Maar hij maakte onderdeel uit van iets groters. Van een brede politieke en maatschappelijke beweging, de arbeidersbeweging. Een beweging die zich in ieder geval één belangrijk doel stelde: een antwoord vinden op de grote kwestie van die tijd, de sociale kwestie. Op de uitbuiting van de arbeidersklasse, de groeiende ongelijkheid, de opeenhoping van rijkdom aan de top.
Een antwoord op die sociale kwestie kon niet uitblijven, want er stond nogal wat op het spel. In de eerste plaats moest er iets veranderen om morele redenen. Maar verandering was ook om een andere reden noodzakelijk. Niets doen zou tot enorme maatschappelijke verdeeldheid leiden. En dat zou een bedreiging vormen voor de nog jonge democratie die Nederland op dat moment was.
Zover is het gelukkig niet gekomen. De beweging van Spiekman kreeg de wind in de zeilen. Stap voor stap wisten de sociaal-democraten mensen voor hun ideeën te winnen. Stap voor stap wisten de vakverenigingen en vakbonden zich beter te organiseren. Stap voor stap kreeg ook de SDAP meer invloed. Ook in Rotterdam, waar die ene eenzame zetel voor Spiekman slechts een startsein bleek. En stap voor stap kwam er verandering. Verandering waar wij vandaag de vruchten van plukken.
Want zonder de arbeidersbeweging geen wetten voor betere bescherming tegen pech en ziekte…
Zonder de arbeidersbeweging geen recht op goed onderwijs…
Zonder de arbeidersbeweging geen staatspensioen voor de oude dag…
Zonder de arbeidersbeweging geen 8-urige werkdag, geen vrij weekend, geen minimumloon.
Maar de arbeidersbeweging deed het niet alleen. De sociale kwestie was nooit opgelost als niet ook andere bewegingen doordrongen waren van het besef dat het zo niet langer kon.
Zonder vooruitstrevende sociaal-liberalen was het nooit gelukt.
Zonder de inzet van christelijk sociale politici was het nooit gelukt.
Zonder christendemocraten die over hun oude angst voor overheidsingrijpen stapten was het nooit gelukt.
De sociaal-democraten hadden een brede sociale meerderheid nodig voor verandering. En dat markeert in mijn ogen ook de kerngedachte van vandaag, van de Dag van de Arbeid. De gedachte dat alle vooruitgang begint met mensen die boven hun eigen belang uitstijgen en elkaar vinden in een gemeenschappelijke belang.
Dat alle vooruitgang staat of valt met samenwerking.
Onze sociale kwestie
Vrienden, in de tijd van Hendrik Spiekman vonden verschillende bewegingen elkaar in hun zoektocht naar oplossingen voor de sociale kwestie. En als ik naar het Nederland van vandaag kijk dan zie ik de noodzaak daartoe opnieuw. Want we worden opnieuw geconfronteerd met een sociale kwestie. Daar wil ik het vandaag over hebben.
Ik wil het hebben over de sociale kwestie van onze tijd. En waarom het de opdracht van ónze beweging is om die kwestie op te lossen. Die sociale kwestie is niet langer een sluimerend probleem dat luie politici konden afdoen met een verwijzing naar landen waar mensen het nog veel minder hebben. Die sociale kwestie is voelbaar in heel veel huiskamers. Vroeger zeiden we hier nog weleens: ‘Dat hebben wij niet in Nederland.’
Zo’n zinnetje dat je zegt met een kleine glimlach van trots en dat uitdrukking gaf aan het gevoel dat onze sociale problemen randverschijnselen waren.
Zo’n gevoel van: hier zorgen we goed voor elkaar.
Hier zien we naar elkaar om.
Hier dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten.
Maar dat gevoel is de afgelopen jaren weggesijpeld. Elk jaar sneller, lijkt wel.
Ja, niemand ontkent dat we in een rijk land leven. Niemand ontkent dat heel veel mensen het hier goed hebben. Maar we hebben echt iets zien veranderen in Nederland. Want wat al langere tijd niet meer lukt is ervoor zorgen dat iedereen de vruchten van onze welvaart plukt. Eén statistiek illustreert dat ontegenzeggelijk en dat is deze:
Één op de drie huishoudens in Nederland kan niet of maar heel moeilijk rondkomen.
Één op de drie. Dat zijn 2,7 miljoen gezinnen. Bijna acht keer Rotterdam.
Laat dat aantal even op je inwerken.
Bijna acht keer Rotterdam voor wie werken niet loont. Voor wie de boodschappen nauwelijks te betalen zijn. Voor wie de huur of de hypotheek als een molensteen om de nek voelt. Voor wie het soms een opgave is om de kinderen met een volle buik naar school te sturen en voor wie de sportclub een luxe is.
Bijna acht keer Rotterdam voor wie leven té vaak overleven betekent.
Dat zijn werkende mensen. Werkende mensen met banen waar je voorheen fatsoenlijk van rond kon komen maar die nu vaak rond het sociaal minimum zweven. Die vaak worden geconfronteerd met de onverwachte naheffingen van ons onrechtvaardige toeslagensysteem. Thuiszorgmedewerkers, postbodes, schoonmakers, heftruckchauffeurs, kinderopvangpersoneel, medewerkers van de inpakafdeling in fabrieken.
Mensen zoals óók hier in Delfshaven, die elke dag wakker worden met het gevoel: hoe ga ik deze maand de huur betalen? En de zorgverzekering? Én de energierekening? Én de boodschappen?
Nog niet zolang geleden was dat anders. Als postbode had je vroeger een eigen wijk en kon je een gezin onderhouden van één salaris. Sterker nog: op den duur kon je er een huis mee kopen. Maar nadat de postmarkt werd geliberaliseerd is het voor velen een baan geworden waar je keihard voor moeten werken maar waar je heel weinig voor terugkrijgt. Vroeger hielden we de samenleving bij elkaar met de belofte dat iedereen hier uitzicht had op fatsoenlijk betaald werk, op een betaalbare woning en een goed pensioen. Nu lukt ons dat niet meer. En dat wringt.
Mensen zien dat bij sommigen het geld tegen de plinten klotst en vragen zich terecht af hoe het toch kan dat er aan de andere kant mensen niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Ze zien vermogensbeheerders die hele straten opkopen en voor krankzinnige prijzen verhuren.
Ze zien dat de erfgename van Heineken voor 130 miljoen euro aan belasting omzeilt.
Ze zien dat de Quote 500 record na record verbreekt, zo vaak zelfs dat de ondergrens om op die lijst te komen verhoogd is.
Mensen hebben het gevoel dat onze samenleving voor de één een speeltuin is en voor de ander een hordeloop. En dat voedt de kloof tussen enerzijds een groep die denkt: ‘Die samenleving, die moet mij vooral niet teveel in de weg staan.’ En anderzijds een groep mensen die denkt: ‘Naar mij wordt niet omgekeken, ik moet het zelf rooien.’
Zij ervaren maatschappelijke uitbuiting.
Die kloof is ‘meer dan een broodkwestie alleen’, zoals een tijdgenoot van Spiekman het eens zei: de predikant en grondlegger van de sociale wetgeving Syb Talma. Want hoe langer die situatie voortduurt, hoe meer de verdeeldheid toeneemt. Sla er de doorwrochte rapporten van het SCP maar op na, de conclusie is steeds dezelfde: uitbuiting aan de ene kant en grote rijkdom aan de andere kant drijft een wig in onze samenleving. En hoe meer de verdeeldheid toeneemt, hoe moeilijker het wordt om de sociale kwestie van onze tijd op te lossen…
En hoe meer de verdeeldheid toeneemt, hoe groter de ruimte wordt voor partijen die parasiteren op die verdeeldheid, die er hun verdienmodel van maken om het in stand te houden.
Onze opdracht
Beste aanwezigen, ik wil bijna zeggen: dat mag ons niet overkomen.
Maar de realiteit is: het is ons al overkomen. Partijen die van het zaaien van verdeeldheid hun verdienmodel hebben gemaakt hebben veel zetels gewonnen.
Maar het is niet te laat. Die sociale kwestie kunnen we oplossen. Het is de opdracht van onze beweging om voorop te lopen bij het vinden van antwoorden. En laten we onszelf niet aan het twijfelen brengen: die antwoorden hebben we.
We willen dat werken weer fatsoenlijk wordt beloond.
We willen dat de krankzinnige scheefgroei tussen arbeid en losgeslagen kapitaal wordt rechtgetrokken.
We willen een hoger minimumloon: 16 euro per uur
We willen meer vaste contracten.
We willen financiële zekerheid zonder het geïnstitutionaliseerde wantrouwen van het toeslagensysteem.
We willen een eerlijke bijdrage van mensen die veel geld hebben, zodat we publieke voorzieningen kunnen bekostigen die voor iedereen toegankelijk zijn.
En we willen volkshuisvesting, zoals de grote sociaal-democratische wethouders die ooit realiseerde.
Zoals wethouder Arie Heijkoop hier in Rotterdam, als jongeman ooit medewerker van Spiekman, en later de grondlegger van de wijken Spangen en Bloemhof. In hun geest moeten we zorgen voor woningen die niet het leeuwendeel van je inkomen opslokken maar die betaalbaar en van kwaliteit zijn. In hun geest moeten we de overheid in stelling brengen zodat we mensen kunnen beschermen tegen huisjesmelkers en op winstjagende investeerders.
Beste aanwezigen, het antwoord op de sociale kwestie van nu is een agenda die een periode van sociale wederopbouw inluidt. Daar is iedereen voor nodig: ik geloof er niets van dat de mensen die het goed hebben er niet voor zouden voelen. Dat die in het verzet komen als wij zeggen dat we onze samenleving alleen bij elkaar houden als iedereen het goed heeft.
Ik ben ervan overtuigd dat de CEO van een groot bedrijf dat heus wel ziet. Dat ook zij denkt: ik wil de beste toekomst voor mijn kinderen maar dat kan alleen in een samenleving waar dat perspectief er voor elk kind is. Dat is de kern van wat we bedoelen met solidariteit.
Solidariteit is uiteindelijk in ieders belang.
Want in een samenleving waar solidariteit ontbreekt, daar woekert wantrouwen. Een samenleving waar solidariteit ontbreekt zal ons het vermogen ontnemen om samen onze problemen op te lossen. En een samenleving waar solidariteit ontbreekt zal uiteindelijk door verdeeldheid uit elkaar groeien. En in het ergste geval uit elkaar vallen.
Sociale meerderheid
Geachte aanwezigen, we moeten eerlijk zijn.
De sociale kwestie van onze tijd kunnen we niet alleen oplossen. GroenLinks-Partij van de Arbeid krijgt dit niet in haar eentje gedaan.
Laat er geen misverstand over bestaan: jullie weten hoezeer ik achter dit project sta. Onze samenwerking blijven we wat mij betreft verdiepen. Maar het is niet genoeg om verandering te realiseren.
Net als in de tijd van Spiekman zullen we met andere partijen een brede sociale meerderheid moeten organiseren om die sociale kwestie op te lossen. Ook dat is onze opdracht: niet alleen zoeken naar oplossingen maar ook naar meerderheden. Want idealen zonder invloed zijn even vruchteloos als invloed zonder idealen. Zo’n sociale meerderheid gaat wat mij betreft voorbij de klassieke tegenstelling tussen links en rechts. Ze omvat alle krachten die de urgentie van dit moment al zien of zouden moeten zien.
Ik wil vandaag daarom een beroep doen op alle partijen met een sociale traditie.
Partijen die de erfgenamen zijn van de politieke stromingen die wisten wat er op het spel stond toen de sociale kwestie zich in de vorige eeuw aan ons opdrong. En die het tij wisten te keren. Ik wil die partijen het volgende op het hart drukken: keer terug naar je basis. Keer terug naar je sociale wortels.
Daar reken ik de sociaal-liberalen van D66 onder, die soms verdwaald lijken in het neoliberale land van de VVD maar wiens geestverwanten vorige eeuw in een ‘kabinet der sociale rechtvaardigheid’ werkten aan de verdeling van kennis, macht en inkomen…
Daar schaar ik de ChristenUnie onder, bij wie scepsis over maakbaarheid soms de overhand heeft, maar die staan op de schouders van reuzen uit de christelijk-sociale traditie, een traditie van solidariteit en compassie…
En laat die traditie ook het CDA en het NSC van Pieter Omtzigt inspireren.
Ik wens hen – en laat ik eraan toevoegen: ook de sociale vleugel (of het sociale vleugeltje) van de VVD – méér Syb Talma toe. Talma die vorige eeuw ondanks tegenwerking van conservatieve partijgenoten bij de Antirevolutionaire Partij voorop ging in de strijd voor bestaanszekerheid.
Deze partijen, samen met onze geestverwanten bij de SP en de Partij voor de Dieren, staan voor een keuze om elkaar net als in het verleden op te zoeken om te doen wat nodig is. Om te doen wat nodig is om de sociale kwestie van deze tijd op te lossen.
Soms lukt het ons al.
Soms weet een brede waaier van partijen elkaar te vinden in een gedeelde sociale ambitie. We hebben het de afgelopen jaren in het parlement laten gezien.
Méér geld voor de kinderopvangtoeslag…
Miljoenen extra voor het openbaar vervoer…
Een prijsplafond om de hoge energieprijzen te drukken en miljoenen Nederlanders door de winter te helpen…
Ik put daar hoop uit. Maar nog te vaak vinden we partijen tegenover ons.
En dan kan het gebeuren dat de verhoging van het minimumloon in de Eerste Kamer strandt…
Dan kan het gebeuren dat waar van heel veel mensen zeggen: ‘dat is noodzakelijk’, tóch niet gebeurt..
Maar juist dit soort tegenslagen moeten ons meer overtuigen van de noodzaak gezamenlijke antwoorden te vinden. Van de noodzaak tot samenwerking die nodig is willen we ook maar begin van een antwoord vinden op de grote sociale opgave waar we voor staan.
Afleiding
Beste aanwezigen, die sociale meerderheid moeten we ook buiten de Kamer vormen. In de samenleving. Ik weet zeker dat er een stille consensus is over welke koers we moeten varen. Een heel groot deel van Nederland vindt dat de lonen omhoog moeten. Een heel groot deel van Nederland vindt dat woningen betaalbaarder moeten worden.’ Dat de sterkste schouders de zwaarste lasten behoren te dragen.
Maar tegelijkertijd wordt mensen zand in de ogen gestrooid. Want terwijl we voor een enorme sociale opdracht staan worden mensen keer op keer afgeleid. Worden ze keer op keer een valse strijd in getrokken door radicaal-rechtse partijen, zoals hier de PVV en haar bijwagens.
Die partijen maken mensen wijs dat er maar één strijd is: de cultuuroorlog tussen zogenaamd ‘echte’ Nederlanders wiens identiteit ze zou worden afgenomen en een schimmige elite die daar verantwoordelijk voor zouden zijn. Die cultuuroorlog levert ons helemaal niets op, anders dan verdeeldheid.
Het levert ons niets anders op dan een obsessie met de vraag wie er hier wel of niet bij zouden horen. En zo raakt keer op keer de strijd uit het zicht die we wél zouden moeten voeren: de sociale strijd. De strijd tegen maatschappelijke uitbuiting.
Degene die daar belang bij hebben, die belang hebben bij lage lonen…
die belang hebben bij hoge huurprijzen…
die belang hebben bij lage winstbelastingen…
die wrijven tevreden in hun handen. Voor hen zijn radicaal rechtse partijen de nuttige idioten die ervoor zorgen dat er niks verandert. Die ervoor zorgen dat mensen die eigenlijk hetzelfde willen en samen een vuist zouden moeten maken, tegen elkaar worden opgezet. Die ervoor zorgen dat mensen met hetzelfde toekomstbelang op basis van hoe hun achternaam klinkt, waar hun wortels liggen en of ze wel of geen havermelk in hun koffie hebben, tot vijanden worden verklaard.
Het is extra cynisch dat radicaal rechts wel de pretentie heeft op te komen voor mensen die niet rond kunnen komen. Maar laten we die holle mythe nu eens doorprikken.
Want de vermeende sociale politiek van de PVV is slechts window dressing. Het is een etalage vol lukrake beloftes, die nooit een serieuze financiële uitwerking krijgen en dus ook nooit waargemaakt kunnen worden.
Een geheel aan losse flodders, alleen al omdat er geen enkele gefundeerde visie op herverdeling achter zit. Geen enkele serieuze visie op wie met wie solidair zou moeten zijn. Moet er een eerlijke bijdrage worden gevraagd van aandeelhouders en de allerrijksten? Of betalen we onze oplossingen door te bezuinigen op de overheid?
Radicaal rechts heeft geen idee…
Vrienden, radicaal rechts gaat de sociale kwestie in geen honderd jaar oplossen. Het heeft maar één echte agenda: ons verdelen. Kraters in onze gemeenschap slaan die het steeds moeilijker maken om samen iets gedaan te krijgen. Wij mogen daar nooit in meegaan.
Als we iets willen betekenen voor die 2,7 miljoen huishoudens die niet rond kunnen komen…
…als we een sterke sociale meerderheid willen vormen, dan zullen we de cultuuroorlog van radicaal rechts steeds opnieuw moeten ontmaskeren.
Dan zullen we mensen op het hart moeten drukken dat ze zich niet tegenover elkaar uit moeten laten spelen.
Dan zullen we mensen moeten binden in een gezamenlijke sociale missie. Ongeacht waar je wortels liggen. En ongeacht welk oppervlakkig verschil in lifestyle dan ook, waar we op links overigens nog vaak te makkelijk in mee gaan.
Who cares of je havermelk of koeienmelk in je koffie hebt.
Het gaat om solidariteit.
Ter besluit
Beste aanwezigen, onze beweging is pas net begonnen. Laten we dat niet vergeten. Laten we niet vergeten dat we samen een hele weg hebben afgelegd. Vorig jaar rond deze tijd dacht niemand dat wij met een gezamenlijke lijst zouden meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen. Maar het is ons gelukt. En we hebben heel veel kiezers aan ons weten te binden.
Tegelijkertijd weet ik dat we er nog niet zijn. Wat ons nu te doen staat is koers houden. Ons niet laten afleiden. Ondertussen zien we een formatieproces tussen vier partijen waaruit geen moment de urgentie van dit moment lijkt te spreken.
Er is veel geruzied.
Er is nog véél driftiger getwitterd.
Er is elkaar voortdurend de maat genomen.
Het is een voortzetting van de verkiezingen maar dan met andere middelen.
Terwijl de sociale problemen in Nederland vragen om een heel andere politieke houding, zien we hoe er verwoede pogingen worden gedaan een bouwsel in elkaar te zetten waarvan iedereen weet: dat blijft niet lang staan. Daar heeft Nederland helemaal niets aan.
Daar hebben de 2,7 miljoen huishoudens die nu niet rond kunnen komen helemaal niets aan. Nederland heeft behoefte aan een politiek die durft te doen wat nodig is. Die door samenwerking de levens van mensen verbetert. Een politiek die serieuze antwoorden formuleert op de sociale kwestie van onze tijd. Als deze formatiepoging nog ellenlang blijft voortmodderen, als 2024 een verloren jaar dreigt te worden, dan wordt het tijd om te zeggen: ‘Tijd om het stokje door te geven, want zo komen we nergens.’
Onze inzet blijft ondertussen hetzelfde: laten zien dat het anders kan. Laten zien dat alle vooruitgang staat of valt met samenwerking. Ik denk dat onze beweging als geen ander in staat is om die gedachte uit te dragen. En ja, er zijn verschillen. De arbeidersbeweging had ze ook, vergis je niet.
Voorafgaand aan de oprichting van de SDAP van Hendrik Spiekman, vonden er felle debatten plaats tussen ongeveer elke ideologische splinter die je maar kon bedenken. Duizend soorten socialisten die stevig het debat met elkaar voerden. En toch kwam er iets nieuws tot stand.
Omdat ze wisten dat hun overeenkomsten veel groter waren dan hun verschillen. Omdat al die verschillen van mening uiteindelijk ondergeschikt waren aan hun gevoel onderdeel te zijn van iets groters. Iets belangrijkers. Iets dat nu eenmaal urgenter is dan een eigen kleine gelijk.
Zo is het ook met ons.
Onze verschillen zijn uiteindelijk van weinig betekenis vergeleken met de strijd die we samen te voeren hebben. Het enige dat ons dus te doen staat is dit: schouder aan schouder bouwen aan de sociale meerderheid die ervoor zorgt dat mensen het beter krijgen.
Zodat we niet meer hoeven zeggen dat bijna 8 keer Rotterdam niet rond kan komen.
Zodat we weer trots kunnen zeggen: ‘dat hebben we niet in Nederland’.
Hier zorgen we voor elkaar.
Hier kijken we naar elkaar om.
Hier dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten.
Dank jullie wel.