Binnenhoflezing 2024 door Frans Timmermans

Een tevreden Frans Timmermans tijdens het verkiezingscongres van GroenLinks-PvdA.

De vierde editie van de Binnenhoflezing vond plaats op 4 september 2024 in perscentrum Nieuwspoort. De lezing wordt georganiseerd door de stichting Binnenhoflezing en werd dit keer gehouden door Frans Timmermans, partijleider en fractievoorzitter van GroenLinks-PvdA.

Decor voor hoop en optimisme

Ik weet niet hoe u de spectaculaire openingsceremonie van de Olympische Spelen in Parijs afgelopen zomer heeft beleefd, maar het raakte mij recht in het hart. Misschien vooral omdat het zo’n enorm contrast vormde met onze tijdsgeest van tobberigheid, gesomber en angstbeelden waar niet aan te ontsnappen  lijkt. Het hart van Parijs werd het decor voor het exacte spiegelbeeld daarvan. Ik zag een viering van hoop en optimisme. Van openheid, en nationale en internationale verbroedering, en van “verzustering” (het viel mij op dat de Fransen ‘sororité’ toevoegden aan ‘liberté, égalité, fraternité’). Van verscheidenheid als vanzelfsprekende bron van kracht, trots en rijkdom, prachtig gevat in het optreden van de zangeres Aya Nakamura. Verscheidenheid die ook op het sportveld voor iedereen evident een bron van kracht is en ons trots maakt als natie. Zonder het verleden te negeren werd met speels zelfvertrouwen de toekomst gevierd. 

De poging uit rechtsradicale en oerconservatieve hoek, uiteraard aangeblazen door lieden als Poetin en Orban, er een cultuuroorlog over te ontketenen, mislukte jammerlijk. Het gaat erom het verleden te beschouwen als springplank voor de toekomst in plaats van een escaperoom voor het heden, cultuur te zien als een dynamische, caleidoscopische kleurenfilm, in plaats van een zwart-witfoto, patriotisme als een combinatie van trots op de eigen natie en waardering en respect voor de andere naties, in plaats van in nationalisme gedrenkt superioriteitsgedrag om de angst voor het vreemde te verbloemen met dedain voor de ander.

Of we de opening van de Spelen later zullen beoordelen als een geïsoleerd moment in de tijd, een afwijking van de norm of gewoon een uiting van de genialiteit van artistiek directeur Thomas Jolly, weet ik niet.

Maar het drong mij de vraag op waar ik het vandaag met u over wil hebben: hoe krijgen we weer zin in de toekomst? 

‘Hoe krijgen we weer vertrouwen in vooruitgang?

Het is cruciaal een antwoord te vinden op die vraag. Niet alleen omdat we ons niets minder kunnen veroorloven in een tijd van ongekende geopolitieke spanningen, een oorlog op het Europese continent, wankele economische vooruitzichten, groeiende concurrentiestrijd met China en de Verenigde Staten en de existentiële uitdaging van klimaatverandering. Maar ook omdat de geschiedenis ons leert dat waar vertrouwen in vooruitgang in democratische samenlevingen ontbreekt maatschappelijke verlamming en angst voor diezelfde vooruitgang op de loer liggen. Dat maakt het niet alleen onmogelijk onze problemen het hoofd te bieden, maar zal die problemen alleen maar vergroten. Zonder vertrouwen in vooruitgang verwordt de toekomst tot een gok die we niet durven wagen, een soort salto mortale, en sluiten we ons op in het hier en nu, in de schijnveiligheid van korte termijn-denken.

Bodemloze ketel van doemdenken

Waar vertrouwen in vooruitgang ontbreekt zullen altijd kapers op de kust liggen, klaar om misbruik te maken van de toekomstangst die mensen ervaren. Precies dat speelt ons vandaag parten. In plaats van vertrouwen te voeden worden we dag in dag uit geconfronteerd met politieke krachten die in de bodemloze ketel van doemdenken zijn gevallen en geen kans voorbij laten gaan ons collectief de put in te praten. Zij verbeelden de toekomst alleen nog in termen van decadentie en verval. Voor hen geldt: ‘de boel dreigt naar de gallemiezen te gaan, we moeten zo snel mogelijk de klok terugdraaien om de boel te redden. Om vervolgens nostalgisch een beroep te doen op een verleden dat nooit heeft bestaan.

Dat zelfs de ceremonie in Parijs aanleiding vormde voor de zelfbenoemde schutspatronen van de Westerse beschaving om het verval nog maar eens te signaleren, heeft me misschien tegen beter weten in enorm verbaasd. Schuimbekkend kropen de onheilsprofeten achter hun laptops om in kapitalen hun ongenoegen over de sociale media uit te storten. Al waren het ditmaal niet de moslims of de asielzoekers maar de drag queens die het verval zouden symboliseren. Hadden ze deze zomer niks beters te doen, vraag je je dan af.  Waren er geen echte problemen om je druk over te maken? En geheel voorspelbaar hebben we ze de hele zomer niet gehoord over reële problemen als het lerarentekort, de stijgende energieprijzen, de schrijnende woningnood. Laten we dat cultuuroorlogje spelen gewoon noemen voor wat het is: een beetje sneu.

Uitdagingen erkennen

Het is van het grootste belang om een weerwoord te bieden op al die krachten die dag in dag uit zwelgen in pessimisme. Maatschappelijke problemen erkennen betekent niet het obsessief herhalen van doemscenario’s. Dat laatste is als opium van het volk: voor we het weten zijn we eraan verslaafd omdat het ons ontslaat van de niet altijd even makkelijke plicht na te denken over de samenleving die we wél willen. Dat eerste is noodzakelijk willen we mensen meenemen in belofte van vooruitgang: vooruitgang voor onszelf, voor de generaties na ons, in ons eigen land én in de rest van de wereld.

We zullen daarom moeten onderzoeken waarom een politiek die doemscenario’s in plaats van toekomstscenario’s schetst bij sommige in vruchtbare aarde valt. Zonder daarbij in de valkuil te trappen hun ideeën te legitimeren of zelfs te kopiëren. Die weg is heilloos, en getuigt vooral van een gebrek aan geloof in eigen idealen. De Groene Amsterdammer laat in een recente reportage een voormalig wethouder van de gemeente Schiedam aan het woord. Hij heeft in de vorige eeuw de Vinex-wijk Sveaparken ontworpen, en zoals elke Vinex-wijk heeft ook deze een eigen stijl, een Scandinavische. De bewoners van Vinex-wijken zijn gemiddeld gelukkiger dan de rest van het land. Men verdient er goed. De meesten hebben hun woning gekocht, en voor elke deur staan één of zelfs twee auto’s. En toch stemmen mensen in Vinex-wijken vaker op politici met extreme ideeën. ‘Hoe kan dat?’, vraagt de wethouder zicht af.

Angst voor verlies

Politiek denker Yasha Mounk biedt in zijn boek The People vs Democracy een aanzet tot een verklaring. Hoe goed mensen het ook hebben, het is de angst voor verlies die hun onvrede voedt. Toekomstangst. Die angst is welbeschouwd goed verklaarbaar. Vooruitgang is veel minder vanzelfsprekend geworden, en onze verworvenheden veel onzekerder. In Nederland is voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een nieuwe generatie slechter af dan de vorige. Kinderen overtreffen steeds moeilijker het inkomen van hun ouders, en dat geldt het meest voor kinderen van ouders met lage inkomens. Economen die jarenlang verklaarden dat Nederland het meest zuidelijke stukje Scandinavië was, een walhalla van gelijkheid, ontdekken dat mannen met een praktische opleiding veel vaker zonder werk zitten en dat hun inkomens de afgelopen jaren zelfs zijn gedaald. 

De afgelopen decennia werd ons land rijker, maar werknemers merkten daar niets van op hun salarisstrookje. Economen becijferden dat het besteedbaar inkomen van Nederlandse huishoudens al decennia stil staat. En in diezelfde periode stegen de beloningen aan aandeelhouders van multinationals naar recordhoogte. We zien dat de loon-winst-kloof toeneemt: een steeds groter deel van onze welvaart wordt opgeëist door de factor kapitaal, arbeid blijft met lege handen achter. De onderliggende economische machtsverhoudingen tussen werknemers en aandeelhouders zijn scheefgegroeid. Voor een deel ligt de verklaring in grote ontwikkelingen als automatisering en globalisering. Maar voor een belangrijk deel hebben politieke keuzes de positie van werknemers ondermijnd, zoals het uithollen van werknemersrechten en opeenvolgende lastenverlichting voor aandeelhouders. Die scheefgroei ondermijnt nu ons vertrouwen in vooruitgang.

Angst is een slechte raadgever, maar de angst die nu wordt gevoeld is dus wel goed voorstelbaar. We zijn de afgelopen tijd  lang gewend geweest aan bergaf fietsen maar zijn nog niet vertrouwd met het feit dat we nu bergop moeten fietsen. Door onze afhankelijkheid van fossiele energie en een export-gedreven economie zijn we extra kwetsbaar voor geopolitieke instabiliteit en handelsoorlogen. Klimaatverandering zorgt voor extra prijsinstabiliteit. De hogere rente dwingt overheden om scherpere keuzes te maken. En de concurrentie met China en VS vereist dat we fors investeren als we werkgelegenheid willen behouden. Het is onze politieke opdracht te verbeelden wat er voorbij de klim is. Welk perspectief er voorbij het hoogste punt van de berg op ons wacht en om mensen ervan te overtuigen dat het ons een lief ding waard zou moeten zijn om de tocht af te maken.

Wereld van gisteren

Dat doel komt niet dichterbij als we krampachtig blijven vasthouden aan de uitgeknepen en verlopen recepten van het verleden, waarop onze economie en samenleving nog steeds hoofdzakelijk zijn gebaseerd. Andere tijden vragen om andere recepten en boy, wat zijn dit andere tijden!

Ergens had ik gehoopt – misschien naïef – dat we het versleten economisch denken na de financiële crisis van 2008 en de coronapandemie definitief achter ons zouden kunnen laten. 

Dat denken is vaak genoeg omschreven, maar laat ik het als volgt samenvatten: ‘de staat moet een onderdanig dienaar van Keizer Markt zijn en vrije baan geven aan het kapitaal, want rijkdom aan de top komt als vanzelf bij de werkende meerderheid terecht.’ Oftewel: lage loonkosten, lage belastingen voor de allerrijksten, aandeelhouders zo min mogelijk in de weg zitten en het kortwieken van de ordeningsmacht van de overheid, want die zou het probleem zijn. De publieke sector moest zich spiegelen aan het bedrijfsleven: de burger werd klant en consument.

Het is bewezen onzin en er is nauwelijks nog een nuchtere econoom die het tegendeel zal beweren. Trickle down bleek winner takes all. Het stijgende tij deed niet alle bootjes stijgen. De kwalijke gevolgen van decennia neoliberale politiek worden dagelijks ervaren: arbeid loont niet terwijl er exorbitante rijkdom aan de top is. Hier gaat de stelling van Thomas Piketty op: het is vele malen makkelijker om geld te verdienen met geld dan met werk. En dat komt door de bewuste politieke keuzen, met als onzalige consequentie dat hoe rijker je bent, hoe minder belasting je betaalt. De overheid is bovendien niet langer in staat te voorzien in de basisbehoeften van haar burgers. Sterker nog, voor heel veel mensen is ze de bron van oneindig veel ellende zoals de gasboringen in Groningen en het toeslagenschandaal hebben laten zien. Veel van wat vanzelfsprekend leek zijn we kwijtgeraakt, zoals voldoende goede leraren voor de klas van je kinderen, en een plek in het verpleeghuis voor je ouders. Uit naam van efficiency en schaalvergroting worden streekziekenhuizen uitgekleed. De sociale fundering van onze samenleving is uitgehold. Toen de B.V. Nederland werd opgericht ging onze samenleving failliet. 

Overigens heb ik als zelfverklaard patriot al mijn hele volwassen leven een gruwelijke hekel aan de omschrijving van Nederland als een BV, maar moet erkennen dat de kwalificatie niet uit de lucht is komen vallen. Lees het briljante “Overvloed en onbehagen” van Simon Schama er maar op na. Het is een halve eeuw geleden, maar ik herinner mij als de dag van gisteren mijn verontwaardiging toen Mr Jenkins, mijn leraar geschiedenis op de Engelse school, mij toebeet: “my dear boy, Holland is not a nation, it’s a corporation”. 

Maar Nederland is een natie en geen BV. Het is daarom onbegrijpelijk dat dit kabinet kiest voor de wereld van gisteren en beleid maakt dat voortborduurt op ideeën die gewogen en te licht zijn bevonden. Want ineens wordt het minimumloon weer laag gehouden omdat het drukken van de loonkosten goed zou zijn voor onze concurrentiepositie en het vestigingsklimaat. De overheid geeft het stuur van de samenleving weer achteloos uit handen: het Nationaal Groeifonds wordt afgeschaft, er wordt fors bezuinigd op onderwijs en investeringen in duurzame energie. Tegelijkertijd gaan de belastingen voor aandeelhouders en de allerrijksten omlaag, want het geld dat er aan de top wordt vergaard zal uiteindelijk toch wel in de portemonnee van de rest belanden.

Minister Van Weel vatte de politieke visie van dit kabinet samen met de woorden: “Get used to it”. Dat zei hij na een grote computerstoring, alsof het geen publieke taak is om onze cruciale infrastructuur te beschermen. We moeten er maar aan wennen. Even goed moeten we er van deze coalitie maar aan wennen dat er geen oplossingen zouden zijn voor de vrachtlading aan zorgen bij mensen over de armoede, de woningnood en het lerarentekort. Pieter Omtzigt drukte ons op het hart: wees nou maar blij dat de armoede niet verder toeneemt, want voor serieuze armoedebestrijding is de komende jaren geen geld.

Oftewel: Wen er maar aan…Starters die geen woning kunnen vinden? Wen er maar aan! Kinderen die maar vier dagen les krijgen per week. Wen er maar aan! Het enorme tekort aan plekken in verpleeghuizen? Wen er maar aan! Maar val het kabinet alsjeblieft niet lastig met zoiets geks als een oplossing. Het is wegkijk- en indekpolitiek. 

Daar tegenover staat een progressieve politiek die zichzelf niet lafjes onmachtig verklaart, maar die vooruitkijkt, plant, bouwt en oplossingen aandraagt. 

Die de toekomst maakt. 

Niet “wen er maar aan”, maar “doe er wat aan”.

Andere visie

Reactionaire extremisten verleiden mensen ertoe hun verlangens en dromen te projecteren op het verleden. Of eigenlijk: hun versie van het verleden. Maar mensen kunnen pas dromen over vooruitgang als ze niet meer wakker hoeven te liggen van hun zorgen in het hier en nu. Als we de samenleving willen enthousiasmeren voor de toekomst, dan zullen we mensen in de eerste plaats houvast en toekomstperspectief moeten bieden.. Daarom wil ik vandaag een aantal voorstellen doen.

  1. Ik hoop dat we het eens kunnen worden over een fundamenteel principe in onze samenleving: loon behoort voldoende te zijn om van te leven, zonder afhankelijk te zijn van onzekere toeslagen. Daarom is het zo belangrijk de lonen van miljoenen Nederlandse werknemers te verhogen en toeslagen overbodig te maken, met een minimumloon van 16 euro per uur. Werknemers die het minimumloon verdienen, doen vaak werk dat onmisbaar is voor onze samenleving. Het zijn de thuiszorgmedewerkers die voor onze ouderen zorgen, de docenten die onze kinderen leren zwemen, en het supermarktpersoneel dat de boodschappen aanvult. Doordat de lonen zo laag zijn, betalen zij vaak weinig belasting en profiteren ze ook amper van de lastenverlichting die hen door het kabinet is beloofd. Een hoger minimumloon is geen willekeurige koopkrachtknop, maar een principiële keuze voor een zeker boven een onzeker inkomen voor miljoenen werkenden.
  1. Je kunt de toekomst pas met vertrouwen tegemoet zien, als je weet dat er hulp is als het tegenzit in het leven. Daarvoor moeten we de gaten in ons sociale vangnet dichten en ervoor zorgen dat iedereen beschermd is bij ziekte, werkloosheid en pech. Vier op de tien werkenden mist deze fundamentele bescherming, omdat ze een tijdelijk of onzeker contract hebben of als zelfstandige werken, al dan niet noodgedwongen. Daarom verdient iedereen die werkt, ongeacht de contractvorm, een wettelijk geregelde verzekering tegen ziekte en pech, en pensioenopbouw vanaf dag één.
  1. Om de klimaatcrisis het hoofd te kunnen bieden, zullen we in een versneld tempo moeten overstappen op schone energie en duurzame productie. Op ons allemaal rust de plicht de werknemers in fossiele sectoren te ondersteunen bij de overgang naar nieuw werk. Met ons plan voor een werkgarantie wordt dit een kwestie van solidariteit: een collectieve verantwoordelijkheid van de overheid, werkgevers, vakbonden en werknemers zelf. Werknemers die hun baan dreigen te verliezen, kunnen met behoud van inkomen omscholen naar werk dat onze nieuwe, duurzame economie moet dragen. De overheid, werkgevers en vakbonden maken daar jaarlijks afspraken over en betalen eraan mee.
  1. Als we mensen houvast willen geven, dan is de stabiliteit van een fijne en betaalbare woning onmisbaar. Hugo de Jonge krijgt terecht complimenten voor de keuze huurders beter te beschermen. Het komt er nu op aan snel meer betaalbare woningen te bouwen en daarvoor hebben we meer locaties nodig. We zullen een andere manier naar de indeling van ons land moeten kijken. Ongeveer de helft van de grond in Nederland wordt gebruikt voor landbouw, en nog geen 10% voor wonen. Nederland is een klein land. Niet alles kan overal. Het is een verdelingsvraagstuk. Welke belangen geven we de ruimte, en welke belangen zullen moeten inschikken? Kiezen we voor het algemeen belang, of voor private winsten?

Vroeger was de politiek daarvan doordrongen. Het kabinet Den Uyl kwam zelfs ten val omdat conservatieve politici de belangen van grondeigenaren bleven beschermen. Op dit moment wordt ons land gegijzeld door de intensieve veehouderij, die een enorme claim op de ruimte legt. 

De afgelopen jaren is slechts heel beperkt landbouwgrond beschikbaar gekomen voor woningbouw, terwijl jaarlijks vele boeren stoppen. En de vrijkomende grond valt dikwijls in handen van partijen die weinig bijdragen aan het algemeen belang. De grond ging naar grondspeculanten die zich willen verrijken aan de woningnood. Er kwamen enorme datacenters en distributiecentra. Of de grond kwam in handen van veevoerproducenten, of vervuilende vormen van sierteelt, zoals de lelieteelt, waar veel bestrijdingsmiddelen voor nodig zijn. Terwijl de landbouw werd ontzien, verdwenen zelfs bossen en natuurgebieden.

Er woedt in Nederland een felle strijd om de ruimte. Nederlanders verdienen een betaalbare woning en mooie en gezonde natuur. Het wordt daarom tijd dat we de belangen van woningzoekenden en de natuur zwaarder gaan wegen. De komende jaren zal de intensieve veehouderij moeten inschikken. Met de vrijkomende grond kunnen we voldoende ruimte creëren voor woningbouw en tegelijkertijd voor natuur, bos en recreatie. De minister mag deze verantwoordelijkheid niet langer afschuiven op provincies en gemeenten, maar moet zelf de regie nemen.

Ik stel voor dat we op nationaal niveau doelen vastleggen in de Nota Ruimte voor de omzetting van landbouwgrond naar grond voor wonen en natuur. Er ligt dan een grote verantwoordelijkheid bij lokale politici om keuzen te maken, zodat we zorgen voor betaalbare, duurzame en mooie woningen op de juiste landbouwgrond en onze waardevolle en kwetsbare landschappen beschermen. Dat kan alleen als we voorkomen dat speculanten de winsten opstrijken. Maak daarom vaart met voorstellen om speculatiewinsten af te romen, zodat we de opbrengsten kunnen inzetten voor een grondbank waarmee de overheid zelf grond kan aankopen voor woningbouw, natuur en duurzame landbouw.

Illusie van pijnloosheid

Ik ben ervan overtuigd dat deze maatregelen noodzakelijk zijn om mensen weer vertrouwen te geven dat vooruitgang mogelijk is. Ondanks alle uitdagingen, geloof ik dat alle progressieve politiek staat of valt met de overtuiging dat morgen beter kan zijn dan vandaag. Dat we samen kunnen werken aan een toekomst waarin wij allemaal schone lucht kunnen inademen, gezond drinkwater drinken, en genieten van mooie natuur. Een toekomst waarin wij allemaal in een comfortabel en gezond huis wonen, met een lage energierekening. Een toekomst met goed en betaalbaar openbaar vervoer en snelle treinverbindingen. Een toekomst waar wij trots zijn op ons werk, omdat we ons inzetten voor een betere samenleving en onze medemens. Met een economie die concurreert op kwaliteit, en niet langer afhankelijk is van uitbuiting, onderbetaling en vervuiling om de prijzen laag te kunnen houden. Een toekomst waarin we genoeg geld overhebben voor het onderwijs voor onze kinderen en de zorg voor onze ouderen, omdat efficiency niet alle keuzes dicteert. En waarin we tegenstellingen overbruggen in plaats van uitvergroten, elkaar steunen als het tegenzit en waar iedereen de vrijheid voelt om zichzelf te zijn.

Maar daar komen we niet vanzelf. Willen we mensen weer vertrouwen in vooruitgang geven, dan is één ingrediënt onontbeerlijk: eerlijkheid. Waar die eerlijkheid ontbreekt dreigen we in een soort spiraal van verwachtingen, gebroken beloften en uiteindelijk cynisme terecht te komen.

Één van de kenmerken van radicaal rechtse en populistische politiek is dat hun sociaaleconomische beleid veel weg heeft van de slogan van ‘De Tegenpartij’ van Jacobse en Van Es, zo briljant gespeeld door Kees van Kooten en Wim De Bie. U kent ‘m wel: ‘Geen gezeik, iedereen rijk’. De ultieme populistische karikatuur. Het komt neer op een politiek die kiezers verleidt met cadeaubonnen die nooit kunnen worden ingewisseld. Radicaal rechts heeft – bewust of niet – geen enkel antwoord op de vraag: hoe verdelen we de welvaart eerlijk? Ze schetsen de illusie van pijnloosheid. Of in een wielermetafoor: de valse voorstelling van ‘wind mee op alle fietspaden’.

Dat is fundamenteel oneerlijk. He belooft mensen gouden bergen zonder duidelijk te zijn over welke keuzen er gemaakt worden. Maar politiek gaat altijd over keuzes maken. Over het verdelen en herverdelen van wat we hebben. En over de vraag wie met wie solidair zou moeten zijn. Vragen we wat meer van mensen met vermogen, zodat we kunnen investeren in publieke voorzieningen en een stevige basis kunnen bieden aan mensen het niet meezit? Of bevoordelen we de vermogenden? Het is niet eerlijk om te doen alsof we onze problemen kunnen oplossen zonder solidariteit te vragen van hen die het kunnen dragen. Het is niet eerlijk om te doen alsof je cadeautjes uit kunt delen zonder een eerlijke bijdrage te vragen van de allerrijksten.

Tax the rich

In mijn visie is een historische correctie op die scheefgroei het broodnodige antwoord op decennia verwaarlozing.  Het wordt tijd dat werkende mensen opeisen waar ze recht op hebben en de meest vermogende Nederlanders eerlijk gaan bijdragen. Want er wordt zóveel meer mogelijk als we onze welvaart eerlijk delen. Als we eerlijk delen kunnen  we eindelijk de tweedeling in ons land verkleinen en een einde maken aan de onrechtvaardigheid dat hardwerkende mensen hun rekeningen niet kunnen betalen. We kunnen de schaamte wegnemen van duizenden ouders die geen warme maaltijd op tafel kunnen zetten voor hun kinderen, en er zelfvertrouwen en hoop voor teruggeven. We kunnen ruimte maken om te investeren in de toekomst van ons land. In voldoende betaalbare woningen, genoeg leraren voor de klas, nieuwe spoorverbindingen, in onderzoek en innovatie zodat onze ondernemers nieuwe producten kunnen maken. 

Ik besef dat dit voorstel ons niet door iedereen in dank wordt afgenomen, zeker niet door de financiële elites. Maar ik geloof dat we er een beter land voor terugkrijgen. Het is een andere koers voor ons land: socialer, toekomstgericht. De komende maanden zal mijn fractie daar voorstellen voor indienen, dus ik hoef u niet te vermoeien met de technische aspecten van belastingwetgeving. 

Maar laat me alvast een paar concrete voorstellen noemen. Het gaat om een eerlijke bijdrage van miljonairs en multinationals, met een hogere winstbelasting en een miljonairsbelasting voor vermogens groter dan 1 miljoen euro. Daarnaast doen we voorstellen waar de coalitiepartijen zich voor de verkiezingen ook in konden vinden: het afschaffen van belastingkortingen voor expats en uitzendbureaus en een veel steviger aanpak van belastingontwijking.

Maar de makkelijkste keuze is om af te zien van de lastenverlichting op winst en vermogen, die het kabinet in petto heeft. Dezelfde minister die voor 1,5 miljard euro aan cadeaus uitdeelt aan de meest vermogende Nederlanders, kondigt glunderend nieuwe bezuinigingen aan op zorg, onderwijs en sociale zekerheid. Dit najaar wil het kabinet de dividendbelasting bij aandeleninkoop afschaffen. De klok wordt teruggedraaid. 

Tot halverwege de jaren ’80 waren zogenaamde share buy backs zelfs verboden in de Verenigde Staten. Het was immers misleiding en marktmanipulatie om met inkoopprogramma’s kunstmatig de aandelenkoersen op te stuwen. Tegenwoordig is het voor multinationals een geliefde manier om de dividendbelasting te ontwijken. Zo geliefd dat ze vorig jaar voor het gigantische bedrag van 35,4 miljard euro aan eigen aandelen inkochten, een vertienvoudiging ten opzichte van 2010.

Het zou mij niets verbazen als de belasting op aandeleninkoop veel meer opbrengt dan nu wordt ingeschat. En dat is goed nieuws als politici zeggen zich zorgen te maken over de lees- en schrijfvaardigheden van onze kinderen, zeker als diezelfde politici zeggen dat we de belastingvoordelen voor kapitaal moeten versoberen. Het is namelijk een politieke keuze om miljarden te bezuinigen op onderwijs en miljardencadeaus uit te delen aan aandeelhouders van multinationals. Wees een beetje extraparlementair, en zie af van die keuze.

GroenLinks – Partij van de Arbeid zal voorstellen alleen steunen als die bijdragen aan een socialer beleid dat vooruitgang mogelijk maakt. En dus  zullen we strijden tegen een beleid dat miljardencadeaus uitdeelt aan de financiële elite, en werkende mensen opzadelt met miljardenbezuinigingen. 

De komende maanden staat de coalitie voor de uitdaging om een meerderheid te vinden voor hun plannen. Het is goed mogelijk dat ze onderling al afspraken hebben gemaakt over ruimte voor aanpassingen, om de oppositie te paaien. Het is een bekend Haags operette. Het zou bijvoorbeeld heel goed zijn als er een streep gaat door het plan om boeken en kranten duurder te maken. Daar is door velen heel zichtbaar actie voor gevoerd.

Maar laten we er vooral ook voor zorgen dat we er zijn voor de belangen van mensen die geen actie kunnen voeren, die niet aan de vele talkshowtafels worden uitgenodigd om te vertellen hoe moeilijk zij het hebben. Thuiszorgmedewerkers die het minimumloon verdienen, of chronisch zieken die worden gekort op hun inkomen. Het is mijn plicht, het is onze plicht als  oppositie fel te strijden tegen beleid dat de tegenstellingen vergroot en de meest vermogende Nederlanders bevoordeelt. Alleen een beleid dat precies het omgekeerde doet, zal op onze steun kunnen rekenen.

En ja, ik kan de reactie uit rechtse hoek al voorspellen. Bij de VVD ligt het draaiboek klaar. Die partij zal beweren dat deze voorstellen schadelijk zijn voor de economie. Als dat niet werkt zal rechts een verkeerde voorstelling van zaken geven. Dan beweert men met droge ogen dat niet de rijksten onze plannen betalen, maar dat onze miljonairsbelasting wordt geheven over het spaargeld van de middenklasse, alsof zij een miljoen op de bank hebben staan.

En als ze alles hebben geprobeerd, dan zegt de VVD dat onze voorstellen geen geld zullen opleveren, omdat de rijkste Nederlanders halsoverkop het land zullen ontvluchten. Het zijn makkelijke leugens die worden ingezet om mensen te mobiliseren tegen hun eigen belang. En zo kunnen zij die koste wat kost de status quo willen handhaven, de belangen van miljonairs en multinationals  beschermen. Het is schaamteloze politieke oplichting.

‘Het spel’ als afleiding

U heeft mij vandaag veel gehoord over wat we in Den Haag geloof ik ‘de inhoud noemen’. Sinds ik fractievoorzitter ben, valt het me op hoe vaak het eigenlijk over randzaken gaat. Over wie wat over wie zei. Over tweets. Over relletjes. Het is makkelijk om cynisch te worden over het gebrek aan discussies over beleid. Zeker, u zult mij nooit horen zeggen dat het spelelement niet van belang is. Homo ludens. Spel hoort bij politiek, net zozeer als bij het leven, daarover geen misverstand. 

Maar het is de afgelopen jaren gaan overheersen en het leidt enorm af van de hoofdzaak. Deels doordat de politiek veel meer persoonsgericht is, een erfenis van het Fortuynisme. Deels doordat sommige politieke partijen heel doelbewust ophef inzetten zodat ze hun politieke agenda aan ons zicht kunnen onttrekken. Deels ook denk ik door het gebrek aan inhoudelijk en ideologisch debat tussen politieke partijen, waardoor partijen alleen met beeldvorming in het gevlij konden komen bij kiezers. Hoe dan ook doen we kiezers daarmee tekort, want zij zullen dan terecht concluderen: ‘als de politiek mij niet serieus neemt, waarom zou ik die politiek dan serieus nemen?’ 

Herstel van vertrouwen in vooruitgang kan alleen als politiek weer meer brood dan spelen wordt. Het spel is belangrijk, maar uiteindelijk gaat het om de knikkers!

Woordenspel

Dan zal de politiek zich ook niet moeten verliezen in woordenspelletjes. Dat vraagt van politici dat ze niet liegen maar ook dat zich niet bedienen van verhullend en vaag taalgebruik. George Orwell heeft die neiging genadeloos gefileerd in zijn magistrale essay Politics and the English Language waarin hij de politieke taal van zijn tijd – we spreken 1946 – omschreef als een taal ontworpen ‘to make lies sound truthful and murder respectable, and to give the appearance of solidity to pure wind.’

Één van die woordenspelletjes is de poging het etiket ‘extraparlementair’ op het zittende kabinet te plakken. De praktijk laat er niets van heel. Alleen de PVV-ministers lijken geen lid te zijn van een politieke partij. De bewindspersonen ontvangen periodiek hun instructies van hun fractievoorzitters tijdens geheime overleggen. In de Kamer blokkeren de coalitiepartijen  als vanouds alle wijzigingsvoorstellen en informatieverzoeken van oppositiepartijen. Het akkoord staat vol met hoofdlijnen als de maximumsnelheid en de naamgeving van nieuwe ministeries. Kortom, een ouderwets Haags coalitiekabinet, met als enige innovatie dat de premier partijloos is. 

Het spreekt toch boekdelen dat er nieuwe gespreksrondes komen over de betekenis van de term ‘extraparlementair’. Iedereen weet dat dit een ouderwets coalitiekabinet is, opgetuigd om te verhullen dat de VVD en Omtzigt een kabinet met de PVV mogelijk hebben gemaakt. Dus alsjeblieft, hou op met het extraparlementaire toneelstukje. Dan kunnen we het eindelijk het debat voeren over het beleid dat nodig is om vooruitgang mogelijk te maken. 

‘Zivil Courage’

Vooruitgang komt alleen tot stand door de inzet van een gemeenschap die zich schaart achter een gedeelde ambitie. Anders dan in autocratische regimes, waar die verantwoordelijkheid wordt gedelegeerd aan De Grote Leider, maken we de wetten, regels en keuzen in dit land samen. In zijn – nog niet vertaalde – boekje Tu was. Kurze Anleitung zur Verteidigung der Demokratie houdt CDU politicus Ruprecht Polenz een pleidooi dat zich richt tot u en mij. Wat kunnen wij zelf doen? 

Dat is in de eerste plaats, in het dagelijks leven, het tonen van ‘Zivil Courage’, burgermoed, een term die ik prachtig vind en door Prins Claus vaak werd gebruikt. Het betekent zoiets als: het koesteren, uitdragen en beschermen van de vrijheden die het ons mogelijk maken het leven te leiden zoals we dat voor ons zien. Dus ga demonstreren als een zaak je aan het hart gaat, zoals in Duitsland en Verenigd Koninkrijk veel duizenden de straat op gingen. Spreek je uit tegen racisme, vrouwenhaat en homofobie. Wordt vrijwilliger om mensen te helpen voor wie dit kabinet geen oog heeft. Laat je overal horen, met ingezonden brieven, maar ook op sociale media. Like en deel, zodat de algoritmes ook in het voordeel van sociale en democratische krachten werken. 

Nu heeft u van mij nog een antwoord te goed op  de vraag: hoe ziet vooruitgang er dan uit? Linkse politiek kiest compromisloos de kant van arbeid boven kapitaal, voor de bevordering van gemeenschapszin en de bescherming van individuele rechten en vrijheden, voor openheid en diversiteit en voor een koers die de toekomst omarmt, zonder daarbij de bedreigingen te ontkennen die we op het pad ernaartoe tegen zullen komen. Een toekomst waarin werkende mensen niet alleen rond kunnen komen, maar weer vooruit kunnen komen in het leven. Een toekomst waarin  we ruimte voelen om tijd door te brengen met onze geliefden en ons in te zetten voor een ander, omdat geld verdienen en winst maken niet het hoogste doel is. Een toekomst waarin we meer waarde hechten aan mooie natuur, schone lucht, en gezond drinkwater dan de winsten van aandeelhouders. Het kan als we opstaan tegen alle extreme krachten die ons proberen te verdelen en onze collega’s en vrienden uitsluiten om wie ze zijn, van wie ze houden, wat ze geloven en waar ze vandaan komen. Want Nederland is van ons allemaal.