Jaarlijks worden duizenden mensen in Nederland slachtoffer van geweld, vernieling of belediging – enkel om wie ze zijn. Regenboogvlaggen worden in brand gestoken, moskeeën en synagogen beklad, en mensen voelen zich niet meer veilig in hun eigen buurt. Dat kunnen en mogen we niet accepteren. Er is geen plaats voor haat in onze samenleving.
Daarom dien ik samen met Mirjam Bikker (CU) een initiatiefwetsvoorstel in om deze zogenoemde ‘hatecrimes’ harder aan te pakken. Met deze nieuwe wet wordt de strafmaat voor misdrijven met een discriminatoir motief verhoogd. Als bijvoorbeeld iemand in elkaar wordt geslagen of iets vernielt, dan wordt niet alleen gekeken naar de vernieling of het geweld, maar ook naar de motivering daarachter. Als haat een motivering is achter dat misdrijf, kan dat leiden tot een derde strafverzwaring.
Erkenning voor slachtoffers van hatecrimes
Met dit initiatiefwetsvoorstel zorgen we ervoor dat de politie, het Openbaar Ministerie en de strafrechter in hun onderzoek de vraag moeten beantwoorden of er sprake was van een discriminatoir motief. En de strafmaat daarop aanpassen. Nu kan dat al, maar een strafrechter hoeft zich daar uiteindelijk niet over uit te spreken. Dat is onrechtvaardig voor slachtoffers. Ook leidt het ertoe dat steeds minder slachtoffers bereid zijn om aangifte te doen bij de politie. Ons voorstel zorgt ervoor dat de politie, het Openbaar Ministerie en rechters hier voortaan wél rekening mee moeten houden. Zo geven we slachtoffers van hatecrimes de erkenning die ze verdienen. En als samenleving zien dat haat nooit ongestraft blijft.
Het kabinet heeft aangegeven dit voorstel te steunen. Wij verwachten dan ook dat de Tweede Kamer zich achter deze initiatiefwet zal scharen. Samen bouwen we aan een Nederland waar iedereen zich veilig voelt, ongeacht wie je bent, van wie je houdt of wat je gelooft.