Op zaterdag 7 september hield Tweede Kamerlid Esmah Lahlah de jaarlijkse Ella Vogelaar Lezing. Een eerbetoon aan alles waar voormalig PvdA-minister en vakbondsvrouw Ella Vogelaar zich in haar leven voor heeft ingezet. Lees hier de tekst van Esmah’s betoog.
Beste mensen, vrienden, buren, en alle betrokkenen,
Wat een eer en voorrecht om hier vandaag de Ella Vogelaar Lezing te mogen geven. Het voelt bijzonder om dit te doen, want Ella en ik delen meer dan alleen een passie voor sociale rechtvaardigheid en inclusie. Wat ons vooral verbindt, is een diep geloof in de mogelijkheid van een betere samenleving. Een samenleving die leefbaarder, eerlijker en rechtvaardiger is voor iedereen. Wellicht denkt u nu: ‘Daar gaan we weer, nog zo’n idealistisch verhaal.’
Maar het streven naar een betere samenleving, hoe moeilijk dat soms ook lijkt, is precies wat ons de moed geeft om verandering te bewerkstelligen. Het nalatenschap van Ella Vogelaar toont ons hoe belangrijk het is om altijd te blijven werken aan die verandering.
De nalatenschap van Ella Vogelaar
Ella Vogelaar stond voor een politiek die niet de status quo beschermt, maar juist pleit voor verandering. Zij geloofde in een maatschappij waar verschillen niet verdelen, maar juist verbinden. Voor haar was politiek geen middel om macht te behouden, maar een instrument om ongelijkheid aan te pakken en iedereen een kans te geven op een waardig bestaan. Ze leerde mij dat politiek meer moet zijn dan het behartigen van de belangen van enkelen; het moet een kracht zijn die de zwaksten in de samenleving beschermt en de sterksten aanmoedigt om hun invloed te gebruiken voor het welzijn van iedereen.
Een concreet voorbeeld van Ella’s aanpak zien we in haar inzet voor de wijk Kanaleneiland in Utrecht. Een wijk hier vlakbij. Een wijk waar bewoners, vaak met een migratieachtergrond, te maken hadden met werkloosheid en achterstanden in onderwijs. Ella werkte samen met lokale bestuurders en partners om ervoor te zorgen dat deze wijkbewoners niet werden vergeten. Ze zette in op taalonderwijs, omdat ze wist dat beheersing van de Nederlandse taal de sleutel is tot zelfredzaamheid en participatie in de samenleving. Hierdoor kregen vele bewoners de kans om hun leven opnieuw vorm te geven, om niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun kinderen een betere toekomst op te bouwen. Door haar wijkaanpak was er meer saamhorigheid.
Nu de wijken in onze steden en dorpen zo achteruitgaan, is er maar éen conclusie mogelijk: de wijkenaanpak van Vogelaar had nooit zo snel bij het grofvuil gezet moeten worden. Het stopzetten van deze aanpak heeft niet alleen geleid tot achteruitgang, maar ook tot een groeiende kloof in onze samenleving. Vandaag de dag zien we dat veel wijken en dorpen dringend behoefte hebben aan nieuwe impulsen, aan een aanpak die opnieuw de kracht van gemeenschap centraal stelt. Zonder deze samenhorigheid en zonder steun van de overheid, blijven de meest kwetsbaren in onze samenleving achter.
De realiteit in Nederland
Kijk, op het eerste gezicht lijkt Nederland een van de meest welvarende en ontwikkelde landen ter wereld. Maar zoals Ella ons zou herinneren: schijn bedriegt. Ondanks onze economische kracht en ons hoge opleidingsniveau, hebben we ook een samenleving gecreëerd waarin de verschillen tussen mensen gigantisch zijn.
Ik denk aan Simone, een alleenstaande moeder uit Rotterdam-Zuid. Ze werkt als schoonmaakster, een baan waarvoor ze elke ochtend in alle vroegte opstaat en lange dagen maakt. Toch is haar salaris amper genoeg om de huur en de rekeningen te betalen. Simone vertelde me dat ze soms maar één maaltijd per dag eet, zodat haar kinderen genoeg hebben. Ondanks haar harde werken, blijft ze gevangen in een vicieuze cirkel van armoede, zonder zicht op een uitweg. Simone’s verhaal is helaas geen uitzondering. Het is de harde realiteit voor zovelen in ons land die vechten om hun hoofd boven water te houden, maar zich steeds verder geïsoleerd voelen, alsof ze er alleen voor staan.
En dan is er Jason, een jongeman uit Tilburg-Noord, afgestudeerd en vol ambities. Toch ziet hij zijn dromen keer op keer in rook opgaan, niet door gebrek aan talent, maar door zijn naam en achtergrond. Sollicitaties worden afgewezen, kansen blijven uit. Hij vertelde me hoe de wereld soms kil aanvoelt, hoe hij zich buitengesloten voelt, ondanks al zijn inspanningen. De eenzaamheid die voortkomt uit het gevoel niet gezien te worden, is pijnlijk.
Deze verhalen van Simone en Jason herinneren mij eraan dat we sterker staan wanneer we elkaar zien, wanneer we onze gemeenschappen weer opbouwen, en niemand in de kou laten staan. Want het is de kracht van samenredzaamheid die ons in staat stelt om de uitdagingen van vandaag aan te gaan.
Te veel mensen in ons land lijden in stilte, gevangen in een systeem dat hen keer op keer in de steek laat. Ze voelen zich onzichtbaar, afgezonderd en alleen. Maar dit is geen kwestie van individuen die toevallig pech hebben; het is een bredere, structurele realiteit. We zien tienduizenden dak- en thuislozen, een toeslagenaffaire die gezinnen verwoestte, discriminatie bij overheidsinstanties en een schrijnend tekort aan betaalbare woningen. Rijken ontwijken belasting, terwijl armen voortdurend onder de loep worden genomen als potentiële fraudeurs.
Nederland kan een prachtig land zijn—als je aan de goede kant staat. Maar als je aan de verkeerde kant van de lijn staat, is het een ander verhaal. Ons onderwijssysteem zou een gelijkmaker moeten zijn, de grote emancipatiemachine. In de praktijk zien we echter dat dit systeem juist bijdraagt aan het verder uitselecteren van kansrijken en kansarmen. Kinderen die niet uit het ‘juiste’ nest komen, niet uit de juiste buurt of wijk, lopen vaak al vanaf het begin een achterstand op die moeilijk in te halen is. En dan hebben we het nog niet eens over de extra obstakels die kinderen met een migratieachtergrond ervaren.
Opgroeien in de Leonardusbuurt
Laat me u een verhaal vertellen uit mijn eigen jeugd. In de Leonardusbuurt in Helmond, waar ik opgroeide, was armoede een constante metgezel. Voor buitenstaanders was het een ‘achterstandswijk’, voor ons een levendig en vertrouwd stukje stad. Zo stonden de huizen dicht op elkaar, waren de voortuinen klein, maar de gemeenschapszin was groot. De geur van versgebakken brood vulde vaak onze straat. Mijn moeder bakte altijd te veel, niet per ongeluk, maar bewust. Want wat we hadden, deelden we. ‘Delen is vermenigvuldigen,’ zei ze altijd, en dat was geen loze spreuk. Het was een manier van leven. Buurvrouwen hielpen elkaar als de ene ziek was of als er iets stukging in huis. Er werd niet gevraagd, er werd gedaan.
Ik herinner me de zomeravonden nog goed, avonden waar iedereen naar buiten kwam. De klapstoeltjes werden voor de deuren gezet, kinderen renden over straat en we speelden uren: verstoppertje, tikkertje of kantje butsen, zoals stoepranden in Brabant heet. De volwassenen zaten samen, vertelden verhalen, lachten. Er was armoede, ja, maar die armoede was gedeeld en daardoor minder zwaar. Het voelde als een hechte gemeenschap, een warme plek waar we samen sterk waren. De problemen van de één waren de zorgen van iedereen.
Mijn ouders leerden me de waarde van gemeenschap, delen en wederzijdse zorg. Ik ben opgevoed met het idee dat verantwoordelijkheid verder reikt dan voor jezelf zorgen en zich ook uitstrekt naar de mensen om je heen. Mijn ouders benadrukten hoe belangrijk het was om hard te werken en mijn best te doen, maar tegelijk leerden ze me dat het leven niet iedereen hetzelfde behandelt, dat tegenslag ons allemaal kan treffen en dat we er dan zijn om elkaar te ondersteunen.
Veel gezinnen in onze buurt leefden langdurig van een uitkering. De meeste wijkbewoners hadden geen diploma’s en dachten dat een opleiding volgen er voor hen niet in zat. Ook voor mijn ouders lag dat in hun jeugd niet voor de hand. Hoewel ze allebei veel capaciteiten hadden, kregen ze de kans niet om door te leren. Daarom hechtten ze juist ontzettend veel belang aan onderwijs en stimuleerden ze hun drie dochters – van wie ik de middelste ben – om daar vooral wel voor te gaan. Dat hebben we ook alle drie gedaan. We hebben vanuit huis sterk meegekregen dat onderwijs je financiële onafhankelijkheid biedt en dat dit een groot goed is. Maar ik besef dat zoiets niet voor iedereen is weggelegd.
Van de tweedeling in de maatschappij werd ik me als kind van een jaar of negen voor het eerst echt bewust na een gezellige sinterklaasavond. Mijn zusjes en ik hadden net onze pyjama’s aangetrokken toen er hard op de voordeur werd gebonkt. Verschrikt keken we elkaar aan. Enkele seconden later vlogen de pepernoten de woonkamer in. Er volgden warme chocomel, spelletjes en veel cadeautjes – het was magisch. De volgende ochtend kon ik maar niet besluiten welk cadeautje ik zou meenemen naar school om te laten zien in de kring. Ik koos uiteindelijk voor het boek Matilda van Roald Dahl en kon niet wachten om in de pauzes verder te lezen.
Tijdens het kringgesprek buitelden we over elkaar heen om enthousiast te vertellen wat we allemaal van Sinterklaas hadden gekregen. Eén klasgenoot was muisstil. Ik kan me zijn woorden toen het zijn beurt was nog goed herinneren. Hij zei dat hij waarschijnlijk niet lief genoeg geweest was, want hij had niks gekregen. Daarop antwoordde de juf dat Sinterklaas het adres niet goed had kunnen lezen en daarom iets in de klas had achtergelaten. Ze toverde een cadeautje uit haar la. Ik zal zijn blik nooit vergeten: opluchting, dankbaarheid en blijdschap.
Enkele maanden later was er een klasgenootje jarig. Hij nodigde de hele klas uit voor een middag in Speeltuin Leonardus. Na het verjaardagslied en de taart was het tijd om cadeautjes uit te pakken. Ik weet niet meer wat iedereen gaf, met uitzondering van dezelfde jongen over wie ik daarnet vertelde, die steeds bleker en stiller werd. Het was een zelfgemaakte tekening met een reep chocolade erbij. Een paar kinderen lachten er hard om. Daar kwam een eind aan toen de moeder van de jarige job zei dat dit wel een heel bijzonder presentje was, waar veel tijd en energie in was gestoken. En dat die chocolade nou nét de lievelingssmaak van de jarige was. Opnieuw zal ik de blik van de jongen niet snel vergeten: opluchting, dankbaarheid en blijdschap.
Deze herinneringen zijn me zo bijgebleven omdat ik toen voor het eerst doorkreeg dat niet iedereen het even breed of gemakkelijk heeft, zonder dat ik daar nog echt woorden aan kon geven. Ik begreep dat er gezinnen waren die moeite hadden om rond te komen en geen geld hadden, zeker niet voor extraatjes. Dat een paar kinderen in mijn klas het veel slechter hadden dan ik, alleen om de simpele reden dat ze geboren waren in een ander gezin. Het was het eerste moment dat ik besefte hoeveel geluk ik had. Het is puur geluk als je geboren wordt in een stabiel gezin. En het is ook puur geluk als je al op jonge leeftijd met de Nederlandse taal in aanraking komt, waardoor je beter meekomt op school. Het is geluk als je ouders hebt die je ontwikkeling stimuleren en je kunnen helpen met je schoolwerk.
De rol van verhalen en woorden
In onze samenleving worden de spelregels vaak bepaald door degenen die het al goed hebben. De manier waarop we over mensen spreken, versterkt deze ongelijkheid. We hebben het over ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt,’ terwijl het vaak de arbeidsmarkt is die ontoegankelijk is. We spreken over ‘laaggeletterden,’ terwijl onze communicatie onnodig complex is. Zelfs termen als ‘onderkant van de samenleving’ impliceren een bepaalde hiërarchie, terwijl juist daar vaak de sterkste vormen van solidariteit en samenhorigheid te vinden zijn.
Deze taal doet iets met ons. Het ontneemt mensen het gevoel dat ze deel uitmaken van een groter geheel, alsof ze er alleen voor staan. Dit versterkt de kloof, waardoor het vertrouwen in de overheid afneemt. In plaats van te steunen, lijkt de overheid meer bezig met het wantrouwen van mensen. En dat is niet onschuldig. Voor velen betekent dit dat ze niet alleen moeten vechten tegen hun financiële problemen, maar ook tegen een samenleving die hen veroordeelt zonder hen echt te kennen, waardoor ze zich buitengesloten voelen en steeds verder verwijderd raken van het geheel.
Maar belangrijker nog: de manier waarop we over mensen spreken, komt ergens vandaan en vormt het uitgangspunt van veel van onze wetgeving en beleid. Het is geworteld in het hardnekkige idee dat armoede het gevolg is van individuele zwakheden en persoonlijke tekortkomingen. Dit verklaart voor een groot deel waarom het ons als samenleving niet lukt om armoede écht structureel aan te pakken.
Armoede is niet alleen een kwestie van persoonlijke verantwoordelijkheid. Het is vaak het resultaat van diepere systeemongelijkheden. Mensen die in armoede leven, worden vaak geconfronteerd met onzichtbare barrières die hen gevangenhouden, zoals een ontoegankelijke arbeidsmarkt, het gebrek aan betaalbare huisvesting, en discriminatie. Het idee dat ‘enkel’ zelfredzaamheid de sleutel zou zijn tot het oplossen van deze problemen, negeert de rol van systemen en structuren die ongelijkheid in stand houden.
We moeten af van dit beperkte (mens)beeld en erkennen dat sámenredzaamheid de sleutel is. Samenredzaamheid is een bron van kracht die ons verbindt en ons sterker maakt, zoals we vroeger zagen in de wijken waar mensen naar elkaar omkeken. Gemeenschappen waar armoede niet alleen door het individu werd gedragen, maar gezamenlijk aangepakt. Mensen hielpen elkaar, of het nu ging om het delen van een brood, het zorgen voor elkaars kinderen of het ondersteunen in moeilijke tijden. Deze collectieve veerkracht maakte het mogelijk om als gemeenschap te overleven en vooruit te komen. Door samenredzaamheid centraal te stellen, kunnen we diezelfde kracht terugbrengen in onze samenleving en ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot bestaanszekerheid en een waardig bestaan—waarbij niemand aan de zijlijn hoeft te staan.
Hiervoor moeten we onze overtuigingen kritisch tegen het licht houden. Het mensbeeld dat armoede uitsluitend een kwestie van individuele verantwoordelijkheid is, klopt niet. Pas wanneer we uitgaan van een realistischer mensbeeld—dat mensen elkaar nodig hebben en dat systemen vaak de oorzaak zijn van ongelijkheid—kunnen we realistisch beleid maken dat écht verschil maakt.
De mythe van de meritocratie
Dit beperkte mensbeeld, dat succes of falen volledig toeschrijft aan het individu, ondermijnt bovendien het fundament van solidariteit en verbinding. Het versterkt de overtuiging dat iedereen zijn eigen lot bepaalt, en daarmee wordt de collectieve verantwoordelijkheid voor elkaar steeds verder losgelaten.
Dit leidt ons rechtstreeks naar de mythe van de meritocratie. Een overtuiging die diep verankerd is in onze maatschappij, maar die ons vaak verblindt voor de werkelijke complexiteit van het leven. Hier is het moment om de vraag te stellen: hoe komen we bij dit punt, hoe zijn we beland in een samenleving waarin meritocratie wordt gezien als de norm?
De overtuiging dat armoede grotendeels veroorzaakt wordt door eigenschappen van individuen is niet van vandaag of gisteren. In 1854 vond het eerste congres van het Armenwezen plaats. Toen al werden drankzucht, een gebrek aan matigheid, spaarzaamheid en werk, en ‘onvoorzichtigheid bij aangaan van huwelijken’ gezien als belangrijke factoren. Alsof armoede te wijten is aan individuele zwakheden en alsof mensen in armoede hun lot volledig zelf in de hand hebben gehad.
Anderhalve eeuw later verklaarde Margaret Thatcher, de eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië, zonder enige terughoudendheid: ‘Armoede is een fundamenteel karaktergebrek.’ Dit was een echo van het negentiende-eeuwse denken, verpakt in moderne retoriek. Niet veel politici zouden tegenwoordig zo ver durven gaan, maar de manier van denken is nog springlevend. Dat blijkt uit een recenter voorbeeld. ‘Een uitkering is een lekkere hangmat’, viel te lezen op verkiezingsposters van de vvd Hellendoorn in de aanloop naar de provinciale verkiezingen van maart 2022. Acht maatschappelijke organisaties eisten excuses omdat hiermee een groep mensen in de samenleving werd weggezet. Uitkeringsgerechtigden zijn geen profiteurs, benadrukten ze terecht. Er kwamen excuses en de posters werden verwijderd. Zo expliciet als hierboven wordt het meestal niet verwoord, maar de overtuiging dat mensen met een uitkering liever lui dan moe zijn is hardnekkig.
De meritocratische mythe is diep verankerd in onze cultuur. De Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel heeft de meritocratische mythe scherp geanalyseerd en stelt dat deze mythe leidt tot grote verschillen in inkomen en status. Mensen met een hogere opleiding worden onevenredig beloond en dit wordt gebruikt om grote verschillen in inkomen en status te rechtvaardigen. De meritocratische mythe is gebaseerd op het idee dat iedereen gelijke kansen heeft, alles kan worden en doen, en alles kan bereiken met hard werken. Zo maakbaar ís de wereld helemaal niet. We onderschatten dan de rol van processen die buiten onze eigen invloed liggen.
Het idee dat iedereen dezelfde kansen heeft en dat hard werken altijd leidt tot succes, klinkt prachtig in theorie. Maar de realiteit is vaak veel gecompliceerder. Het is een beetje alsof je denkt dat je met alleen een IKEA-handleiding een meesterwerk kunt bouwen. Maar al snel kom je erachter dat er wat meer bij komt kijken—een heleboel schroeven, een flinke dosis geduld, en zelfs een helpende hand.
Ons leven is ook een kwestie van geluk, aanleg en capaciteiten en een helpende hand op zijn tijd. Niet iedereen is simpelweg in staat om ‘de eigen broek op te houden’. Sommige mensen zullen altijd begeleiding en een vangnet nodig hebben. Zeker nu de wereld zoveel complexer is geworden; naar schatting heeft ruim een miljoen Nederlanders een lichte verstandelijke beperking, ofwel een IQ tussen de vijftig en vijfentachtig. Het is totaal losgezongen van de werkelijkheid om van al deze mensen te verwachten dat ze zichzelf redden. Bovendien is niemand écht zelfredzaam. Dat valt in de praktijk vaak niet zo op, want wie voldoende geld heeft kan immers hulpbronnen zoals een belastingadviseur, coach of schoonmaker inhuren. We moeten af van het gehamer op zelfredzaamheid, maar ik ben ervan overtuigd dat we als maatschappij wel sámenredzaam kunnen zijn.
De realiteit van armoede
Tijdens de landelijke verkiezingscampagne was ik aan het flyeren in de Leonarduswijk in Helmond, waar ik ben opgegroeid. Ik schrok ervan hoe de wijk er nu uitziet. Een deel is gerenoveerd, maar ik zag ook veel verval, en sommige delen maakten een uitgeleefde indruk. Het is een wijk waar mensen zich grote zorgen maken over hun primaire levensbehoeften, zo merkte ik toen ik met bewoners in gesprek raakte. Verkiezingen? Ze vertelden me niet verder te kunnen kijken dan de dag van morgen, soms met tranen in hun ogen.
Wat me echter het meest opviel en het meest raakte, was het gebrek aan verbondenheid. De warmte, het samen, dat zo kenmerkend was voor de wijk waarin ik opgroeide, leek verdwenen. Dat gevoel van samen leven, van samenredzaamheid gaf de kracht om de dagelijkse uitdagingen te overwinnen.
Dat samen lijkt verdwenen te zijn. Ik denk dan aan Peter, een van de bewoners die ik ontmoette. Hij werkte jarenlang als vrachtwagenchauffeur, maar door rugproblemen is hij nu arbeidsongeschikt. Zijn inkomen is drastisch gedaald, en hij moet rondkomen van een kleine uitkering. Peter vertelde me dat hij nachten wakker ligt, piekerend over hoe hij de volgende maand zijn huur moet betalen. Door de stress is zijn gezondheid alleen maar verder achteruitgegaan, en hij voelt zich steeds meer geïsoleerd van de samenleving. Of Maria, een jonge moeder die ik ontmoette tijdens een bezoek aan een voedselbank. Ze vertelde me dat ze haar baan verloor tijdens de corona-pandemie en sindsdien moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze komt regelmatig naar de voedselbank om haar kinderen te kunnen voeden, maar ze schaamt zich diep. Maria zei tegen me: ‘Ik had nooit gedacht dat ik ooit in deze situatie zou belanden. Ik werk hard, maar het lijkt nooit genoeg te zijn.’
We weten dat armoede vaak desastreuze gevolgen heeft voor iemands mentale gezondheid. Voortdurend in de overlevingsstand staan en geen vaste grond onder je voeten hebben put je uit. Een laag inkomen, onzekerheid door tijdelijke contracten, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, slechte huisvesting, hoge huren en gezondheidsproblemen – het stapelt zich op en veroorzaakt chronische stress. Daardoor komt de opvoeding van de kinderen vaak onder druk te staan. Langdurige armoede is bovendien een risicofactor voor kindermishandeling, huiselijk geweld en criminaliteit.. En het kan ook een voedingsbodem zijn voor schulden en verslavingen.
Door spanningen en slapeloze nachten hebben mensen minder grip op hun leven, want vanwege de uitputting zijn ze minder goed in staat om verstandige beslissingen te nemen. Chronische stress maakt het ook moeilijk om keuzes te maken die gericht zijn op de lange termijn. Als je continu in beslag wordt genomen door geldzorgen, heb je weinig energie over om plannen te maken. Dan kijk je alleen nog naar het hier-en-nu. Je wordt er ook vergeetachtiger van, waardoor je bijvoorbeeld afspraken kan missen.
Langere tijd worstelen om het hoofd financieel boven water te houden, gaat ten koste van iemands gevoel van eigenwaarde. Dat vind ik één van de ergste gevolgen van armoede. Daarnaast vergroot langdurig geldgebrek het risico op eenzaamheid. We weten ook dat de armoede achter je laten moeilijker wordt naarmate je langer in zo’n situatie verkeert en dat de kans op een terugval groter wordt.
Het is onrechtvaardig dat we mensen geen bodem onder hun bestaan bieden. Dat we ze op grond van onterechte aannames (ze kunnen wel, maar willen niet) veroordelen tot een slopend leven dat hun gezondheid ondermijnt en het ze vervolgens óók nog kwalijk nemen dat ze door alle stress niet altijd optimaal functioneren. Dat vind ik echt mensonterend. Wat we nodig hebben is het herstel van verbondenheid, en het besef dat samenredzaamheid opnieuw de bron van kracht moet worden, net zoals vroeger in mijn wijk, de Leonarduswijk. Waar armoede geen last was die je in stilte moest dragen, maar iets waar we samen doorheen kwamen.
Die samenredzaamheid gaf ons de veerkracht om de dagelijkse strijd aan te gaan en verder te kijken dan de zorgen van vandaag. Het is dat gevoel van verbinding dat we nu zo hard nodig hebben, om ervoor te zorgen dat niemand er alleen voor staat in deze tijd van onzekerheid en strijd. Want alleen door elkaar te ondersteunen, kunnen we voorkomen dat mensen wegzakken in eenzaamheid en uitzichtloosheid. En nee, deze taak kan en mag niet alleen bij de gemeenschap liggen. Hier heeft de overheid een cruciale rol. Het is de overheid die de voorwaarden moet scheppen voor bestaanszekerheid, zodat samenredzaamheid niet slechts een moreel ideaal blijft, maar een concrete mogelijkheid voor iedereen. Zonder een stevige basis kunnen mensen elkaar moeilijk ondersteunen, en zonder bestaanszekerheid verliest samenredzaamheid zijn kracht.
De vraag naar het hoopvolle verhaal
Maar dit roept een grotere vraag op: waar is dat hoopvolle verhaal gebleven? Het verhaal dat zich verzet tegen de groeiende ongelijkheid en opkomt voor de kwetsbaren in onze samenleving? Het verhaal van samen? Het verhaal dat lijkt te zijn kwijt geraakt, verdwaald in een spel van tegenstellingen en verdeeldheid. Sommige mensen zeggen dat we te veel aandacht hebben voor identiteitskwesties en te weinig voor economische zekerheid. Maar ik geloof dat dit een valse tegenstelling is. We moeten niet kiezen tussen het opkomen voor economische zekerheid en het bestrijden van discriminatie en uitsluiting.
Het hoopvolle verhaal is er een van verbondenheid, waarin economische zekerheid hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid. Beiden zijn onmisbaar voor een inclusieve en rechtvaardige samenleving. Voor een samenleving waarin iedereen kan rekenen op een eerlijke kans en een waardig bestaan. Zonder bestaansrecht, geen bestaanszekerheid.
Maar wat betekent dat in de praktijk?
Bestaanszekerheid betekent dat we als samenleving erkennen dat ons lot met elkaar verweven is. De problemen van de één zijn de zorgen van iedereen (zoals in mijn oude Leonardusbuurt). Als we voor elkaar zorgen, zorgen we uiteindelijk ook voor onszelf. Het is het fundament van een waardig leven. Het is het besef dat je, ongeacht de omstandigheden waarin je bent geboren of de tegenslagen die je hebt ervaren, recht hebt op een stabiele basis die je in staat stelt om je leven op te bouwen.
Het hoopvolle verhaal betekent dat we erkennen dat ons huidige systeem tekortschiet en dat we moeten streven naar structurele veranderingen. Het gaat erom dat we de fundamentele waarden van menselijke waardigheid, gelijkheid, en respect integreren in wetgeving en -beleid. Het hoopvolle verhaal leeft in de gemeenschappen die zich inzetten voor verandering, in de verhalen van mensen die niet opgeven, en in de bewegingen die blijven vechten voor rechtvaardigheid. Het is aan ons om deze verhalen te omarmen, te versterken en verder te vertellen.
We moeten ons laten leiden door de waarden die ons menselijk maken. Respect, solidariteit, en een diepgeworteld geloof in gelijkwaardigheid. Het betekent dat we niet alleen kijken naar wat er mis is in onze samenleving, maar ook naar wat er goed gaat en hoe we die successen kunnen uitbreiden. We hebben een politiek nodig die meer is dan cijfers en statistieken — een politiek die mensen weer centraal stelt.
Maar waarden alleen zijn niet genoeg. Waarden moeten worden omgezet in actie, en die actie moet worden gevoed door een diepgewortelde kracht die ons in beweging houdt, zelfs wanneer de uitdagingen groot zijn. Die kracht is samen.
De kracht van samen
Samen is geen passieve verwachting van betere tijden. Samen is een actieve kracht. Het is de energie die ontstaat wanneer we de harde realiteit confronteren en tegelijkertijd dromen van een betere wereld.
Samen is geen naïef verlangen, maar een koppig, vastberaden geloof in verandering, geworteld in de overtuiging dat we elkaar nodig hebben. Het verzet zich tegen de verlammende krachten van individualisme, cynisme en moedeloosheid.
Samen houdt vast aan de mogelijkheid van een andere wereld, zelfs als die wereld nog ver weg lijkt. En ja, daar moeten we ook een beetje koppig voor zijn.
Ella Vogelaar was een groot voorvechter van deze koppige kracht van samen. Ze leerde ons dat hoop niet begint bij de machtigen, maar bij de mensen zelf. Verandering ontstaat wanneer mensen elkaar zien en erkennen, wanneer ze samenkomen en laten zien dat het anders kan. In onze buurten, op scholen, in gemeenschappen — daar wordt de verandering geboren. Het is daar waar samen werkelijkheid wordt en waar de samenleving wordt vernieuwd. Groots denken, samen doen.
De erfenis van Ella Vogelaar
Ella Vogelaar’s visie op een inclusieve samenleving is vandaag de dag relevanter dan ooit. Ze geloofde in een samenleving waar verschillen niet verdeeldheid zaaien, maar juist verbinden. Waar het politieke instrumentarium wordt ingezet om ongelijkheid te bestrijden en iedereen een kans te geven op een waardig bestaan.
In een tijd waarin de wereld wordt geconfronteerd met talloze uitdagingen—van economische ongelijkheid tot discriminatie, van klimaatverandering tot de vergrijzing—biedt haar nalatenschap ons een krachtige leidraad. Het is een oproep om terug te keren naar de kern van wat het betekent om een gemeenschap te zijn. Het betekent investeren in mensen, in onderwijs, in werkgelegenheid, in zorg, en in duurzaamheid.
Dit hoopvolle verhaal is niet verloren. Het leeft in de gemeenschappen die zich inzetten voor verandering, in de verhalen van mensen die niet opgeven, in de bewegingen die blijven vechten voor rechtvaardigheid. Laten we in de geest van Ella Vogelaar blijven bouwen aan een inclusieve samenleving waarin iedereen meetelt. Laten we dat stronteigenwijze idealisme vasthouden, het idealisme wat ons aanspoort om door te gaan, om te blijven vechten voor een rechtvaardiger wereld. Want als we dat doen, kan het echt anders.
Als we naar de toekomst kijken, mogen we de erfenis van Ella Vogelaar niet vergeten. Haar werk in wijken zoals Kanaaleiland in Utrecht, laat ons zien wat mogelijk is wanneer we de kracht van gemeenschappen centraal stellen. Deze wijken, ooit bloeiende bolwerken van samenhorigheid, staan vandaag de dag wederom voor enorme uitdagingen. De armoede is zichtbaar, de zorgen zijn voelbaar, en zonder de extra steun die ze zo hard nodig hebben, dreigen ze verder achterop te raken. Deze wijken symboliseren de uitdagingen, maar ook de hoop.
Ella wist dat het succes van onze samenleving afhangt van de kracht van onze gemeenschappen, van samenhorigheid, solidariteit en samenredzaamheid. Dit is wat de Vogelaarwijken belichaamden en wat ze vandaag, in 2024, nog steeds hard nodig hebben. Deze wijken kunnen niet floreren zonder extra steun, en het is aan ons allen om te zorgen dat ze niet achterblijven.
En laat het duidelijk zijn: de verandering begint niet morgen, niet bij iemand anders, maar hier en nu, bij ons allemaal. We staan op een kruispunt in de geschiedenis, en de keuzes die we vandaag maken, bepalen in wat voor samenleving onze kinderen opgroeien. De keuze voor solidariteit, voor gelijkwaardigheid, voor een toekomst waarin iedereen meetelt, ligt in onze handen. Wachten tot het ons wordt gegeven is geen optie; het moet door onszelf worden gecreëerd. Ella’s nalatenschap leeft voort in ieder van ons, in onze daden, in onze keuzes. Met dezelfde moed en vastberadenheid die Ella kenmerkte, omarmen we de toekomst. Niet alleen zullen we herinnerd worden om onze woorden, maar om de wereld die we samen hebben veranderd.
En die verandering, lieve mensen, begint vandaag.